Léa Ciechelski







Ze is lid van het Surnatural Orchestra, het ONJ Youth Orchestra van Frédéric Maurin en Franck Tortillers Jazztronicz. Ook is ze actief betrokken bij een aantal formaties waarvan ze sommige leidt. Léa Ciechelski is zowel fluitiste als saxofoniste. Ze maakt deel uit van de nieuwe lichting musici van de Franse jazz en voelt zich zowel op haar gemak bij het interpreteren van uitgeschreven stukken als bij het improviseren. De trigger is een nieuwsgierigheid naar alle muziek en alle ervaringen. Haar techniek en inventieve stijl waren voor Citizen Jazz aanleiding om haar enkele vragen te stellen.


Kan je jezelf voorstellen ?

Mijn naam is Léa Ciechelski, en ik ben saxofoniste, fluitiste, improvisator en componiste. Ik verblijf en werk meestal in Tours en Parijs. Ik speel en schrijf muziek voor het quintet Kaplaa, en het Prospectus Quartet en Big Fish Quartet. Ik musiceer ook met een aantal andere bands waar ik zeer veel van hou, o.a. Circé (Capsul Collectif, Arthur Delaleu) en Vaguent (Axel Gaudron).


We horen je op de saxofoon of de fluit. Welk instrument heeft je voorkeur ?

Mijn hart heeft altijd gebalanceerd tussen deze twee instrumenten: sinds ik heel jong was, kon ik mezelf er niet toe brengen om het een te kiezen boven het andere. Natuurlijk waren er verschillende periodes. Toen ik bezig was met het geschreven muziekrepertoire van de 20e eeuw, vond ik meer dingen naar mijn smaak in de geschriften voor de fluit. Maar toen ik veel naar o.a. free jazz uit de jaren 60 begon te luisteren, wilde ik me concentreren op mijn saxofoon.

Ik beschouw mezelf echt als saxofoniste en fluitiste, of anders fluitiste en saxofoniste. Maar daarom ben ik geen multi-instrumentalist (ik kan maar één stuk op de klarinet spelen, en ik speel alleen piano om te componeren).



© Ilmars Znotins



Tussen het repeteren met een groot collectief als het Surnatural Orchestra en het spelen met Prospectus of Kaplaa of zelfs een trio als Cartoon Saloon, wat voel je als bijzonder leuk ?

Ik hou van kleine formaties. Ik kan floreren als improvisator en de dialogen met de instrumentalisten van wie ik hou zijn gemakkelijk en het onderscheid tussen geschreven en geïmproviseerde muziek is vaag en divers. Muziek kan heel snel evolueren en geen enkel concert is hetzelfde. Ik heb de vrijheid om meer intieme dingen uit te drukken en om muziek te creëren specifiek voor de verschillende individuen van de groep.

Maar ik speel ook heel vaak in een groot ensemble (Surnatural Orchestra, Orchestre des Jeunes de l'Orchestre National de Jazz, Sputnik Collectif, Franck Tortiller & Jazztronicz Experience...) waar ik graag werk en experimenteer met de klank van de verschillende secties, de timbres, en waar ik gezamenlijke muzikale en esthetische paden vind.

Surnatural Orchestra is een orkest dat een beetje uit elkaar ligt, aangezien we een stel solisten/componisten zijn en er veel sterke ego's tegenover elkaar staan. Ik vind er soms gelijkaardige sensaties van kleine bands (vrijheid, vaagheid tussen geschreven en geïmproviseerde muziek, enz.), maar met uiteraard iets minder ruimte voor expressie aangezien we met 18 zijn!


"Ik heb altijd van improvisatie gehouden. Toen ik jonger was, schreef ik liedjes samen met mijn zussen."



Vooral bij Prospectus kan je veelvuldig vrij improviseren. Welke plaats neemt improvisatie in bij je spel en je persoonlijkheid als muzikante ?

Ik denk dat ik altijd van improvisatie gehouden heb. Toen ik veel jonger was schreef ik liedjes samen met mijn zussen: de een speelde een riff, de ander een melodie en de ander een contrapunt, al was het meer om stoom af te blazen dan wat dan ook. Later begon ik te improviseren met bevriende muzikanten, tijdens lange avonden, zonder al te veel kennis van zaken. Eerst speelden we op Amerikaanse jazz uit de jaren '50 en '60 geïnspireerde jazz, omdat ik er toen veel naar luisterde (wat nog steeds het geval is maar iets minder). Ik kwam ook in contact met veel "hedendaagse" muziek en we begonnen meer en meer "vrije" improvisatiesessies te organiseren. Ik heb veel van mijn huidige medemusici op deze manier ontmoet.

In bepaalde muziek die ik vandaag beoefen, kan improvisatie erg gecodificeerd zijn (speelmodi, toonhoogtes, gedefinieerde toonladders, complexe ritmes en maten...). Maar ik ben blij als ik weet dat ik mijn eigen visie op een stuk of een voorstel zal mogen geven. Deze visie zal soms anders zijn, en altijd op een afwijkende wijze geprojecteerd. Dit stelt me erg gerust en geeft me het gevoel dat ik leef omdat ik constant in ontwikkeling ben.


 
© Marine Dejean



En welke plaats neemt Steve Lacy (die de persoonlijkheid is aan wie je hulde brengt met Prospectus) in uw persoonlijke muzikale ontwikkeling ?

Ha! Het is mijn collega en vriend Henri Peyrous (sopraansaxofonist bij Prospectus, en componist van ongeveer de helft van de stukken van de groep) die fan is van Steve Lacy. Hij was het die me in het begin veel naar deze muziek liet luisteren.

Lacy's spel heeft waarschijnlijk invloed op mij gehad in de manier waarop hij muzikale frases met grote intervallen opsplitst. Ook hoe hij harmonische systemen en patronen ontwikkelt binnen een enkele frase, soms aanzienlijk afstand nemend van zijn partners of metgezellen, zonder ooit van het onderwerp af te wijken, maakte indruk. De geometrische kant van zijn spel inspireerde me ook enorm. Bij Prospectus wordt de hommage ook enigszins gebracht aan de altsaxofonist Steve Potts, die destijds indruk op mij maakte met zijn vrije en scherpe spel.


Het Kaplaa Kwartet is één van de vele aspecten van je werk als componiste. Zou je graag deze richting nog verder willen doortrekken ?

Ik heb altijd graag melodieën geschreven. Ik zag Kaplaa als een band waarmee ik schattige en geruststellende muziek wilde spelen. Laten we zeggen dat het een kant is van mijn persoonlijkheid. En hoewel mijn composities de laatste tijd meer gericht zijn op meer rauwe en instrumentale dingen, meer repetitief en bevorderlijk voor "open" improvisatie, zal ik ook doorgaan met het schrijven van "rijmpjes" en liedjes. Want als ik aan de piano zit, speel ik heel verticaal (ik speel akkoorden) en zing ik melodieën, met of zonder woorden, die ik graag neerpen als ze in mijn hoofd blijven hangen.


Naar welke geweldige vrouwelijke figuren kijk je op ?

Op muzikaal gebied zijn er de oude waarden : Mary Lou Williams, Billie Holiday, Jeanne Lee, Chris Connor...

En heden is er Sylvaine Hélary die ik een aantal jaren terug ontmoette. Ze motiveerde en raakte me door haar ideeën over compositie en improvisatie. Ook haar nauwgezette en inventieve beheersing van het instrument, en de manier waarop ze een instrument dat nog maar weinig vertegenwoordigd is in geïmproviseerde muziek promoot.

In een totaal andere stijl dan, heb ik veel geluisterd naar de jonge fluitiste Elena Pinderhugues. Het is een prachtig voorbeeld van de ontwikkeling van het persoonlijk spel en de frasering op het instrument. Ik werd onlangs ook geraakt door het schrijven en spelen van de Duitse saxofoniste Anna-Lena Schnabel, de vrijheid in haar spel, de zoektocht naar klankkleuren en sferen in haar composities en haar grote inzet als ze speelt (ik moest haar vervangen in Fred Maurins ONJ trouwens). In hetzelfde orkest zijn Susana Santos Silva of Catherine Delaunay ook referenties voor mij op het gebied van improvisatie en muzikaal meesterschap.

Ook Aurore Dupin, Suzanne Valadon, Mel Bonis, Nadia Boulanger, of recenter Virginie Despentes, Raphaëlle Tchamitchian, Laélia Véron, e.v.a. hebben mij geïnspireerd.



© Remi Angeli



Welke projecten plan je voor volgend jaar ?

Ik zou erg graag een trio sax/synthesizer/drums opstarten. Ik heb hiervoor al redelijk wat muziek in gedachten, maar ik hou er van mijn tijd te nemen bij het componeren. Ik wil de tijd nemen om zeker te zijn van mijn partners (ik heb al een klein idee van de mensen met wie ik wil werken). Ik wil eerst dingen uitproberen, nieuw materiaal schrijven, het opnieuw proberen, en dan spelen we ze in concert, en wie weet, voor het einde van het jaar opnemen ?

Tekst © Nicolas Dourlhès / Citizen Jazz (vrije vertaling: Jos Demol)  -  foto’s © Remi Angeli / Marine Dejean / Ilmars Znotins




In case you LIKE us, please click here:




Foto © Leentje Arnouts
"WAGON JAZZ"
cycle d’interviews réalisées
par Georges Tonla Briquet




our partners:

Clemens Communications


 


Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse


Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée


Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant


Claude Loxhay
(18/02/1947 – 02/11/2023)
foto © Marie Gilon


Special thanks to our photographers:

Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte

Serge Braem
Cedric Craps
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper

Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein

Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre

Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten

Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden

Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner


and to our writers:

Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Jacques Prouvost
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst