
© Luc Jennepin
Elk nieuw album van Louis Sclavis is een gebeurtenis die het waard is om bij stil te staan. De release van “India” is een mooie gelegenheid om over zijn muziek te praten.
Het is je tweede album met dit kwintet...
Neen, het is eigenlijk het derde. Het allereerste album werd geproduceerd door de WDR, de Duitse radiozender, en heette “Loin dans les terres”.
Maar Benjamin Moussay was niet aanwezig bij dit concert…
Neen, Benjamin Moussay was niet beschikbaar, dus heb ik hem voor deze sessie vervangen door Sylvain Rifflet. Daarna kwam de tweede, ”Characters on a Wall“ bij ECM. En de derde is deze, “India”. De groep bestaat nu precies tien jaar.
Om een groep zo lang te laten bestaan, moeten de muzikanten veel affiniteit met elkaar hebben. Hoe zou je die affiniteit omschrijven?
De affiniteit komt voort uit verschillende dingen.
Ten eerste, op menselijk vlak, elkaar herkennen en vervolgens relaties opbouwen die zich ontwikkelen en versterken en die, laten we zeggen, steeds belangrijker worden voor iedereen. Dat is het eerste.
Het tweede is dat er toch concerten moeten zijn om dit alles mogelijk te maken. Want hoe graag we elkaar ook mogen, als er geen concerten zijn, zien we elkaar niet omdat we allemaal in verschillende groepen zitten. Wat de relaties dus eigenlijk vormt, is het feit dat we samen spelen. Je moet het verhaal regelmatig voeden met een nieuw programma, nieuwe concerten, een beetje spanning, zeg maar.
Al deze factoren zorgen ervoor dat we een aantal jaren samen kunnen blijven zonder dat het gaat vervelen. En met het nieuwe programma hebben we nog steeds dezelfde zin, hetzelfde plezier om samen te spelen.

Louis Sclavis India Opus Jazz Club Bedapest © Bálint Hrotkó BMC
Je bent altijd degene die aan de basis ligt van de composities. En ik heb de indruk dat je hier weer een beetje hetzelfde patroon van herinneringen aan beelden volgt als op “Characters on a Wall”…
Helemaal niet. Hierover heb ik geen herinneringen en er is eigenlijk ook geen ondersteuning voor. Neen, het was heel eenvoudig. Ik dacht: laat ik iets maken dat bijna een spiegel is, alsof ik de andere kant van de haakjes sluit met mijn eerste album onder mijn eigen naam, dat “Chine” heette en dat ik bijna 40 jaar geleden heb opgenomen.
En ik had die behoefte omdat ik denk dat dit misschien wel de laatste keer is dat ik met een vast kwintet speel, omdat het erg moeilijk wordt om met grotere groepen te toeren en men tegenwoordig meer naar duo's of trio's neigt, dat is veel gemakkelijker. Het was dus een knipoog naar die plaat met de titel “Chine”, simpelweg omdat ik een foto van Guy Le Querrec had gekozen die in China was genomen met Chinezen, dus het leek me logisch om die plaat “Chine” te noemen.
En toen dacht ik: ik ga weer zoiets doen en ik heb de plaat “India” genoemd om in het oosten te blijven. Ik heb een foto gekozen die een beetje het tegenovergestelde is van die van Le Querrec, die heel Indiaas is. En daar ben ik mee aan de slag gegaan. Het gaat er helemaal niet om Indiase muziek te maken. Het is gewoon altijd hetzelfde: als je een titel geeft, wordt dat een rode draad en zonder dat je het merkt, sijpelt dat langzaam door in het compositiewerk en zijn er kleine dingen die knipogen zijn, een kleine Indiase fanfare ergens, maar meer ook niet, en het blijven dingen die ik echt heb gezocht vanwege het orkest.
Toen ik het orkest voor dit project samenstelde, wilde ik absoluut een trompet en omdat er een trompet is, heb ik deze composities gemaakt. Als er geen trompet was geweest, maar bijvoorbeeld een cello, dan had ik heel andere composities en melodieën gemaakt. Ik wilde juist dat geluid, want met die trompet en de klarinet krijg je iets dat een beetje op een straatfanfare lijkt, en dat heeft me een beetje geleid.
We werken nu al tien jaar samen, dus het zijn echt de persoonlijkheden en capaciteiten van elke muzikant die me hebben geholpen bij het componeren. Ik heb echt voor hen gecomponeerd, met hen in gedachten, en dat heeft de composities behoorlijk beïnvloed.

Olivier Laisney © Bálint Hrotkó BMC
Ik wilde het met je hebben over de trompet, omdat ik onder de indruk was van “Mousson”, waarin zowel de klarinet als de trompet een beetje afwijken van het gebruikelijke geluid van deze instrumenten…
Het mooie aan Olivier Laisney is dat hij een trompettist is wiens spel goed bij mijn muziek past. Hij houdt zich niet te veel bezig met bebop fraseringen en kan zowel gestructureerde als echt vrije stukken spelen. Hij heeft ook een heel eigen geluid dat heel goed samengaat met de klanken van de klarinet of basklarinet. het is echt zijn spel dat dit project zijn kleur geeft. Ik kende hem niet, ik wilde een trompettist, maar ik had geen naam in gedachten, dus vroeg ik het aan Sarah Murcia en zij noemde meteen Olivier Laisney, die ik nog nooit had gezien of gehoord.
Je bent de componist van alle stukken: hoe breng je de geest van de muziek over in de studio? Praat je veel voor de opname? Of heb je het misschien al gespeeld?
Ja, we proberen veel te spelen, we repeteren behoorlijk wat, altijd in meerdere sessies, stap voor stap, om het karakter van elk nummer te bepalen en te weten hoe we het in de improvisatie kunnen gebruiken.
Daarna geef ik altijd minstens een jaar lang concerten vooraleer op te nemen. Tijdens concerten ontdek je pas echt hoe elke compositie in elkaar zit, want vanuit het publiek is er weerstand, je weet tot waar je een bepaalde compositie kunt pushen of niet, je voelt welke composities het gaan redden en welke zwakker zijn. Dat merk je pas echt voor een publiek. Het is dus heel belangrijk om voor het opnemen altijd eerst de muziek uit te diepen, tijdens de concerten en daarna in de studio: we discussiëren, soms zijn dingen duidelijk, en soms moet je inderdaad even zoeken naar de beste manier om een stuk te benutten, want die stukken zijn niet van A tot Z geschreven, er is een groot deel improvisatie, er is de bijdrage van elke muzikant, van zijn vocabulaire.
Ik denk bijvoorbeeld aan het eerste nummer van het album “Phoolan Devi”, dat begint met een pianosolo van ongeveer twee minuten, bijna impressionistisch, en dan overgaat in een dansbeweging: was dat iets waarvan jullie tijdens het concert al zeiden: “Dat houden we”?
Op de plaat is de volgorde al vooraf vastgelegd, omdat we snel moeten werken: we hebben maar twee dagen studio. Ik hou ook van een vrij precieze dramaturgie, zowel voor de volgorde van de nummers op de plaat als voor het verloop van elk nummer. Het is altijd opgezet als een klein toneelstuk: er is altijd een proloog en een epiloog.

© Vincent Bisbal
Het woord dramaturgie past heel goed. Ik vind dat er nummers zijn, met name “Gange”, die erg contrasterend zijn met een nogal hectische intro en daarna heel rustig worden, bijna loom. Het is echt heel gestructureerd, maar laat ruimte voor improvisatie...
Ja, natuurlijk! En het klopt dat we tijdens concerten nog meer vrijheid nemen, maar soms zorgt dat ervoor dat de nummers iets te lang duren voor een album: op een album is de improvisatie dus meer onder controle, het zijn geen lange reizen, we verkorten de reis een beetje, maar improvisatie en ieders vrijheid blijven essentieel.
Ik was ook onder de indruk van de rol van Sarah Murcia...
Ja, Sarah Murcia is een beetje de spil in dit project: ze heeft veel kennis, ze heeft heel originele ideeën over hoe je baslijnen en grooves moet maken, en ze kan heel goed opschieten met Christophe Lavergne, omdat ze al jaren samen spelen in allerlei verschillende projecten: ze zijn echt een hecht team en dat geeft hen allebei veel vrijheid, omdat ze heel goed weten waar de ander naartoe wil.
Dat viel me vooral op bij het nummer “Montée au K2”. Waar komt die titel vandaan?
We blijven in India, of beter gezegd in Nepal. Een paar jaar geleden heb ik muziek gemaakt voor een Italiaanse documentaire die werd opgenomen tijdens de eerste beklimming van de K2 door Italianen, dat was in 1910 of zo. Er bestond een documentaire en ik had de muziek ervoor gemaakt: er is een beeld waarin je de mannen allemaal op een rij op een bergkam ziet staan, op een steile witte helling, in een strakke formatie, in een hardnekkig ritme omhoog klimmend. Je voelt dat ze geen stap vooruit komen, het duurt en duurt en duurt...
En dat was een beetje het idee: om te componeren heb ik beweging nodig, ik heb niet zozeer een beeld nodig, en nog minder een gevoel, dat kan me helemaal niets schelen. Die vrij precieze beweging bracht me op het idee om iets te doen dat bij de sound van de groep past, een beetje zoals Mingus.

Louis Sclavis Quintet © Stephanie Griguer
In een interview in het Theater Gütersloh spreek je over dit ensemble als een echte terugkeer naar de jazzband. Daarnaast had je het over New Orleans-muziek en Duke Ellington om te komen waar je nu bent...
Het is zeker geen terugkeer, helemaal niet: het is het alternatief. Ik heb veel projecten gedaan die nogal kamermuziekachtig waren, met name toen ik mijn project deed waarmee ik nog steeds speel, ”Les Cadences du Monde", met twee cello's en Iraanse percussie: dat is een geluid dat niet traditioneel is voor jazz.
Ik heb ook veel dingen gedaan met barokmuzikanten, om, laten we zeggen, een andere wind te laten waaien, zodat ik anders kan componeren, en dat heb ik nodig.
Als ik vooruit wil blijven gaan of nieuwe dingen wil ontdekken, moet ik bijzondere groepen en orkesten samenstellen. Het verleden interesseert me niet, ik weet wat ik leuk vond, waarom ik met jazz ben begonnen, ik verloochen de geschiedenis niet: die is de ruggengraat, maar ik heb nooit heimwee of verlangen naar het verleden.
Elk van je projecten heeft een kleur...
Het is gebaseerd op de muzikanten, dat wil zeggen dat ik, voordat ik aan een project begin, voordat ik ga componeren, eerst een groep samenstel en die groep is dan bepalend voor alles. Zodra ik de ideale groep heb gevonden, komt de muziek ineens vanzelf, krijg ik zin om aan de slag te gaan en begin ik te werken. Zo heb ik het altijd gedaan. De muzikanten vormen de basis van alles.
De foto binnenin het boekje vind ik echt grappig: je ziet jezelf daar in diepe gedachten verzonken, en achter je, op de bank, vier muzikanten die zich kostelijk vermaken!
Zo is het ongeveer! Als je leider bent, als je een groep leidt, is het eigenlijk zo! Ik kan niet spelen met muzikanten met wie ik geen lol heb! Dat is het: waarom blijven we bij elkaar? Welnu, omdat we samen lol hebben.
Als ik terugkijk op alle muzikanten met wie ik lang heb samengewerkt en met wie ik vandaag nog steeds speel, wat hebben we dan een lol gehad! Dat is heel belangrijk, want als je dagenlang samen op tournee bent en dan ongelooflijk lange reizen met de trein maakt, en dan weer in de kleedkamers zit, en dan moet repeteren, enz. Je moet echt samen kunnen lachen; als ik niet met iemand kan lachen, heb ik geen zin om te spelen, en dat doet goed in deze tijden.
Met alle muzikanten waarmee ik heb gespeeld, hebben we heel veel gelachen. We herinnerden ons dat nog met Michel Portal of met Jacques Di Donato, maar wat konden we lachen op het podium en dat mocht ook! Dus ik probeer nog steeds momenten te creëren waarbij we kunnen lachen op het podium.
Interview © Jean-Pierre Goffin (vrije vertaling : Jos Demol) - foto’s © Bálint Hrotkó BMC / Luc Jennepin / Vincent Bisbal / Stephanie Griguer
In samenwerking met JazzMania

Lees hier de recensie van Jacques Prouvost
Musici:
Sarah Murcia – contrabas
Benjamin Moussay – piano
Christophe Lavergne – drums
Olivier Laisney – trompet
Louis Sclavis - klarinet

In case you LIKE us, please click here:





Hotel-Brasserie
Markt 2 - 8820 TORHOUT

Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse

Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée
Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant

Claude Loxhay
(18.2.1947 – 2.11.2023)
foto © Marie Gilon

Pedro Soler
(8.6.1938 – 3.8.2024)
foto © Jacky Lepage

Sheila Jordan
(18.11.1928 – 11.8.2025)
foto © Jacky Lepage
Raúl Barboza
(22.5.1938 - 27.8.2025)
foto © Jacky Lepage
Special thanks to our photographers:
Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte
Serge Braem
Cedric Craps
Luca A. d'Agostino
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper
Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Jeroen Goddemaer
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein
Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre
Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
France Paquay
Francesca Patella
Quentin Perot
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten
Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden
Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner
and to our writers:
Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Paul Braem
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Chris Joris
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Quentin Perot
Jacques Prouvost
Renato Sclaunich
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Peter Van De Vijvere
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst