Fred Hersch: Robin Arends sprak met de Amerikaanse pianist

De Amerikaanse pianist Fred Hersch staat te boek als een van de belangrijkste jazzpianisten na Bill Evans. Daarnaast staat hij bekend als gay-activist en HIV-patiënt. Hij heeft inmiddels een film uitgebracht over zijn leven en in september verschijnt het boek. Het is een wonder dat hij nog leeft, maar als de interviewer van Jazz'halo op een zomerse dag de lobby van het Mövenpick-hotel in Amsterdam betreedt, treft hij op het afgesproken tijdstip een monter ogende man. Smal van postuur, een oplettende blik, onberispelijk gekleed. Dezelfde avond zal hij met zijn trio in het naburige Bimhuis op het podium staan.


Je hebt afgelopen week veel gereisd: van Luik naar Zwitserland en vandaar naar Duitsland en nu naar Amsterdam en vervolgens naar Frankrijk.

Ja, we hebben een paar trips van plusminus zes uur met de bestelwagen gedaan. Geen treinen of vliegtuigen, alleen de auto. Ik wil liever geen vliegveld zien totdat ik terug naar huis ga.

En de optredens? Ben je tevreden?

Zeer tevreden, dankzij het nieuwe materiaal. Ik heb tijdens deze tour een aantal composities geschreven en daar hebben we afgelopen tijd mee op Europese podia gestaan. Binnenkort treden we weer op in de Vanguard.

Waar je afgelopen jaar een prachtig nieuw trio-album hebt opgenomen, Sundaynight at the Village Vanguard.

Dankje. Mijn beste album tot nu. De opnames zijn subliem. Het klinkt alsof je er bij bent. Wat mij betreft is de Village Vanguard de beste plek in de wereld om pianotrio te spelen.

Voor andere samenstellingen zijn andere plekken ook geschikt?

Mijn nieuwe solo-album is opgenomen in Zuid-Korea, Seoel. Ik was met mijn trio aan het toeren en tijdens die tournee heb ik een paar soloconcerten gespeeld. Tijdens een van deze concerten heb ik een twintig minuten lange improvisatie gespeeld. En daar zijn opnamen van gemaakt. Een geweldig stuk, maar onvoldoende materiaal voor een heel album. Daarom ben ik begin april teruggegaan naar Korea met een aantal stukken om aan de improvisatie toe te voegen. Deze heb ik opgenomen in dezelfde concertzaal. Ik wilde dat de klank van de improvisatie gelijk was aan die van de nieuwe opnamen. En dat was opnametechnisch en financieel gezien mogelijk. Het resultaat is een album met dezelfde opnametechnicus en dezelfde microfoons opgebouwd rond een grote solo-improvisatie.

Begin je je nieuwe album met deze improvisatie?

Nee, de improvisatie staat  in het midden. Vooraf en na afloop staan er drie nummers. Composities van Monk, mij en Billy Joel. Iets van Jobim. Het is feitelijk nog steeds een live-album. Ik hou van de live-opname. Het is wat mij betreft de beste manier waarop jazz kan worden geregistreerd.


Wat maakt de live-opname zo interessant?

Als je in de studio bent, begin je te spelen en als je iets niet goed vindt klinken dan start je opnieuw. Vervolgens ga je beoordelen of het thuis hoort op een album. Je probeert perfect te zijn en dat is niet goed. Als je voor het publiek zit, moet je gewoon spelen. Je denkt niet aan de microfoons. Je speelt gewoon en ik vind dat de beste manier om deze muziek op te nemen.

Als het anders is, bijvoorbeeld omdat er rekening gehouden moet worden met de stem of andere factoren die technisch en muzikaal van belang zijn dan moet je de studio in gaan. Maar ik houd meer en meer van de live-opname.

We zijn nu nabij het nieuwe Bimhuis. Mijn album 'Live in Amsterdam' werd nog in het oude Bimhuis opgenomen. Ik speelde er al op de nieuwe piano, die is meeverhuisd naar het nieuwe Bimhuis. De technici hebben me - onverwachts - na het concert de opnames overhandigd. Ik genoot ervan en ik was er meteen blij mee.
Soms moet je geluk hebben. Je hebt een mooie opname en de uitvoering is goed. Wat heb je nog meer nodig?

Solo-album is improvisatie. Gaat het ook om fouten te maken?

Uiteindelijk gaat het om het vertellen van een verhaal. Je hebt je thema en daar heb je een idee over. Elke frase komt zoals het komt, het ontvouwt zich. De beste solo’s vertellen een verhaal. Ze zijn op een bepaalde manier organisch. Je moet het laten gebeuren. Je moet de voorwaarden scheppen en jezelf laten gaan. Als ik met John (Hébert, contrabas) en Eric (McPherson, drums) speel, zijn we echt creatief. We kennen elkaar door en door.

Bereid je je improvisaties voor?

Nee, we vertrekken vanuit een bepaald idee, en dat is al of niet een compositie van mij. De band heeft nu een groot repertoire en deze week gaan we tien nieuwe stukken doen, dus we houden het interessant. We willen dat het publiek ons blijft bezoeken. Als het een geweldig stuk is, is het een geweldig stuk. Het maakt niet uit waar het vandaan komt.

Jonge musici willen tegenwoordig vooral hun eigen muziek spelen, maar zelden nemen ze de tijd om te doorgronden wat er nodig is om bestaande muziek te spelen. Ze denken dat ze componist zijn, maar misschien zijn ze nog niet zo geweldig. Ze zouden moeten beginnen met de muziek van hun voorgangers. Jonge musici denken na het spelen van tien standards dat ze vervolgens wel klaar zijn om hun eigen composities te kunnen spelen. Ik denk dat sommige jonge musici vandaag goede muziek voortbrengen, maar veel van wat ze doen is niet erg memorabel. Het is emotioneel gezien nog onvolwassen. Het beklijft niet. Maar als je Monks muziek wil spelen, moet je gewoon een manier vinden om het te spelen. Je moet erover nadenken, het vergt een visie op het leven.


Welke rol speelt het muziekonderwijs hierin?

Ik weet dat er in Nederland vijf of zes conservatoria zijn waar jazzmuziek wordt gedoceerd en zo zal het in België ook zijn. Waar gaan al die leerlingen later hun geld mee verdienen? Elk conservatorium ontwikkelt een jazzopleiding omdat het geld in het laatje brengt. Maar ze zijn financieel afhankelijk van het aantal inschrijvingen en dat maakt dat ze studenten aannemen die onvoldoende kwaliteit hebben om aan het conservatorium te kunnen studeren. Ze beheersen hun instrument onvoldoende of ze begrijpen de jazzmuziek niet. 

Ik herinner me dat ik een masterclass gaf aan het conservatorium in Antwerpen en dat ik vroegtijdig de masterclass verliet omdat ik teleurgesteld was over de muzikale kwaliteiten en over de houding van de studenten. Zij dachten dat ze alles wel wisten en ze gedroegen zich te cool en te hip en ik voelde me overbodig.

Jonge muzikanten verdelen hun aandacht op een andere manier dan wij, de oudere generatie. Als het niet op Youtube en Spotify is te vinden, bestaat het niet. Als er een album verschijnt leest niemand de linernotes en de jazzgeschiedenis is onbekend. De muziek wordt niet begrepen. Jonge gitaristen denken dat het begint met Kurt Rosenwinkel, John Scofield of Bill Frisell. Ze begrijpen niet waar ze vandaan komen. Met de pianisten is het hetzelfde gesteld.

Maar we zien wel waar het allemaal toe leidt. Jazz is nog steeds in ontwikkeling. Ik ben al veertig jaar actief en het is nu totaal anders dan toen ik begon.

Is het nog steeds interessant voor jou, veertig jaar later?

Iedere werkdag is voor mij interessant. Hoeveel mensen kunnen zeggen dat hun werk vandaag anders is dan het werk dat ze de dag ervoor deden? Soms is de piano niet zo goed, het publiek is niet zo responsief, je bent moe of de omstandigheden zijn niet geweldig.

Maar buiten dat alles… als mensen de tijd nemen om te komen, om geld uit te geven om een uur en vijftien minuten, of langer, naar me te luisteren word ik blij. En, ongeacht of de platenindustrie het loodje legt, er gaat niets boven live-optredens. Als ik niet op reis ben of op een andere manier in beslag word genomen, ga ik veel naar live optredens in New York. Ik ga naar shows en het is een manier waarop je je op iets kunt concentreren. Ik laat mijn telefoon thuis en luister. Zelfs als ik het niet leuk vind, leer ik iets, namelijk dat ik weet wat ik niet moet doen!

Ik woon in New York, ik ga naar klassieke muziek, jazz en dans. Alles is er.

Evengoed is het een andere muziekscene in vergelijking met veertig jaar geleden.

Ja. Veertig jaar geleden had je alleen al in Manhattan vierhonderdvijftig verschillende plekken waar men jazz speelde, zoals in restaurants of kleine clubs.

En in die tijd speelden er ook nog geweldige jazzmuzikanten.

Ja, en ik mocht met enkelen van hen spelen. Het was te gek. Nu is het aantal muzikanten vervijfvoudigd, maar het aantal plaatsen waar men kan spelen is gedecimeerd. In mijn memoires schrijf ik veel over de tijd dat ik begon, eind jaren zeventig. Muzikaal gezien was er veel gaande. In New York was men dag en nacht actief en nu is het allemaal heel anders.

Ik ben blij dat ik tegenwoordig de Vanguard als mijn thuisclub heb en ik de dingen kan doen die ik leuk vind…maar het duurde lang om daar te komen.


Maar je bent er toch allang?

Ik vind het prettig om te denken dat ik beter presteer dan voorheen. Dat het laatste album beter is dan het op eennalaatste. Nadat ik een paar maanden in coma had gelegen wist ik niet of ik ooit nog zou kunnen spelen. We zijn nu enkele jaren verder en ik voel dat het zelfs beter wordt dan voordat ik ziek werd. Veel beter denk ik, want zoiets gebeurt en het verandert je! Ik ben veel losser gaan denken over dingen, ik kan beter relativeren dan voorheen. Ik heb het geluk dat ik er nog ben.
Ik zou dertig jaar geleden hebben moeten sterven.

Als een set niet de beste set is die ik ooit in mijn leven heb gespeeld, kan ik daar niet rouwig om zijn. Natuurlijk voel ik mij in zo’n geval na afloop slecht. Je wil altijd een geweldige set spelen, maar soms werkt het niet. Soms is de band onvoldoende op dreef. Het geluid is niet goed, de piano is slecht gestemd, de bas sluit niet aan bij de piano. En zelfs als de omstandigheden perfect zijn, zoals vanavond in het Bimhuis…een mooie piano met een geweldig geluid … biedt dat geen garantie voor een geweldig concert. We moeten gewoon spelen wat er is en hopen dat het allemaal uitkomt.

Heb je enig idee wat je gaat spelen?

Nee. Wij bepalen wanneer we beginnen. Als je er teveel over nadenkt, dan is het niet goed.

Heb je het altijd zo gedaan?

Ja, tenzij ik met een kwintet speel, of als we op een festival spelen en ik moet een set van precies zestig minuten spelen, dan zeg ik: hier is het lijstje. Maar meestal met het trio doen we het niet. We bepalen ter plekke wat we doen. Soms werkt een melodie niet, maar klinkt het uiteindelijk toch goed.

Het eerste album dat je hebt opgenomen na je herstel was een trio-album genaamd Whirl met je huidige trio. Je had eerder een trio met contrabassist Drew Gress en slagwerker Nasheet Waits.

Ik speelde eerst met Drew en Nasheet en later met John en Nasheet. En uiteindelijk met John en Eric. Eric en Nasheet zijn goed bevriend met elkaar en John en Eric spelen samen met Andrew Hill en ik wilde niet verder met Nasheet. Hoewel ik hem adoreer, voelde ik dat ik iets anders wilde proberen en John zei: “neem Eric!” Acht jaar terug speelden we voor het eerst in de Vanguard en ik wist meteen: “dit is het!” Sindsdien spelen we samen. We hebben vier albums opgenomen, waaronder twee live-opnames vanuit de Village Vanguard. Het is een perfecte samenwerking. Als we een slechte dag hebben, bijvoorbeeld omdat we gereisd hebben en oververmoeid zijn, hoeven we elkaar niets uit te leggen. Hoe dan ook, we zijn evengoed geconcentreerd aan het werk. De nieuwe composities die we spelen, zijn als puzzels, we proberen ze samen op te lossen. We denken samen na over de juiste aanpak en stijl van spelen. Ja, het is echt leuk! We oefenen slechts een of twee keer per jaar met elkaar. Verder repeteren we uitsluitend tijdens de soundcheck. We zijn er toch, dus waarom zouden we de soundcheck niet meteen voor als repetitiemogelijkheid benutten?

En John en Eric brengen dan nieuw materiaal in?

Ja, dat doen ze wel. We proberen iets uit en soms adviseer ik om iets langzamer te spelen of om het een of ander aan te passen in de solo.

En dat lukt? Ik bedoel: een solo is toch ook een soort van compositie in een compositie?

Een solo kent een zekere harmonie, maar geen harmonisch ritme, dus je kan van het ene akkoord naar het andere gaan als je dat leuk vindt. Als ik met John speel, kun je dat vergelijken met het golfspel. Soms nemen we de tijd, soms gaan we wat sneller, soms leid ik. We praten er nooit over, maar het is altijd geweldig. Eric ontfermt zich over de kleur van de melodie. Eric denkt als een percussionist en speelt altijd het juiste volume. Het feit dat we acht jaar samen spelen zegt al voldoende.
Ik ben componist van mijn eigen muziek, dus ik moet zeggen wat ik echt wil, omdat ik een specifiek idee heb, maar ik ben altijd benieuwd naar het advies en de ideeën van John en Eric. Soms accepteer ik ze en soms niet.

Wat is de reden dat je ze soms niet accepteert?

Nou, soms proberen we iets en dan werkt het gewoon niet. Ik heb niet alle antwoorden. Het is als bij strijkkwartetten, de vier leden spelen samen, maar ze zijn continu op zoek naar overeenstemming over de melodie, de dynamiek, articulaties en de timing. Strijkkwartetten zijn echt democratisch. Ieder lid heeft een mening en ook in mijn band heeft iedereen gelijkwaardige meningen. Het is niet alleen Fred Hersch met zijn ritmesectie, we vormen een drie-eenheid.

Je doet ook duo's. Dat is anders.

Zeker! Ik klink anders met Julia Marsh, Chris Potter of Anat Cohen. In een duo kan ik meer teweegbrengen dan met een grotere bezetting. Als ik solo speel, gebruik ik de piano op een andere manier dan wanneer ik in een trio speel.

Als ik alleen solo zou doen, zou ik niet gelukkig zijn. Als ik enkel in een trio speel ook niet. Ik hou van variatie. Zo doe ik elk jaar voor Jazz Standard een duo serie. Zes avonden per jaar, inmiddels elf jaar lang. Ik heb dus inmiddels duo’s met vijftig verschillende mensen gespeeld.

En soms klikt het geweldig, zoals bij Julian Lage. Maar het is niet per definitie raak. Het is als bij een eerste date. Je doet een paar sets met elkaar en misschien wil je nog een keer, maar voor hetzelfde geld houd je het vervolgens voor gezien.

Je lijkt me een tevreden mens.

Dat klopt. September is erg belangrijk voor mij, dan komt mijn boek met memoires uit, een nieuwe solo-cd en dan zal ik enkele grote concerten uitvoeren in het Jazz Olympic Center. Het uitbrengen van een boek kan je carrière echt veranderen. Neem mijn film. Je kunt deze op Netflix zien en plotseling weten veel mensen wie ik ben. Het is goed dat het gebeurt zolang ik nog steeds de energie heb. En wat dat betreft heb ik niets te klagen over mijn energieniveau en mijn gezondheid.


Tekst © Robin Arends  -  foto's © Cees van de Ven


In case you LIKE us, please click here:




Foto © Leentje Arnouts
"WAGON JAZZ"
cycle d’interviews réalisées
par Georges Tonla Briquet


our partners:

Clemens Communications


 


Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse


Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée


Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant


Claude Loxhay
(18/02/1947 – 02/11/2023)
foto © Marie Gilon


Special thanks to our photographers:

Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte

Serge Braem
Cedric Craps
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper

Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein

Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre

Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten

Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden

Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner


and to our writers:

Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Jacques Prouvost
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst