De Franse pianist Franck Amsallem reist al meer dan veertig jaar de hele wereld rond. Hij woonde lange tijd in New York, maar keerde twintig jaar geleden terug naar Parijs, waar hij nu een prominente plaats inneemt.
Onlangs bracht hij met zijn trio het uitstekende album “The Summer Knows (un été 42)” uit. Tijdens zijn optreden op het Festival van Malta hebben we hem ontmoet.
© Jean-Baptiste Millot
Als ik mij goed herinner ben je eind 2001 teruggekomen uit de Verenigde Staten. Wat ging je daar doen?
Franck Amsallem : Jazz ontdekken. De echte jazz, zoals ik me die in 1981 voorstelde toen ik 19 was. Het is trouwens nog steeds hetzelfde, maar het was een andere tijd, alweer 45 jaar geleden. Ik was vooral vertrokken om te ontsnappen aan de wereld van de commerciële muziek zoals die in 1980 in Zuid-Frankrijk werd beoefend. Ik wilde de muziek leren spelen die ik leuk vond. Ik wist dat ik daarvoor naar het buitenland moest.
Heb je daar je dromen kunnen verwezenlijken of ben je teleurgesteld door bepaalde dingen die je niet had verwacht?
Franck Amsallem : Neen, ik ben niet teleurgesteld. Alles is beetje bij beetje op zijn plaats gevallen. Met de hindernissen die je tegenkomt als je 20 bent, als je een nieuwe taal leert, een nieuwe cultuur ontdekt, een andere manier van denken over muziek. Maar dat is juist wat het zo verrijkend maakt.
Heb je bij je terugkeer veranderingen opgemerkt in de jazz in het algemeen en in Europa in het bijzonder?
Franck Amsallem : De verandering vond ik vooral in mezelf. Ik denk dat mijn relatie tot jazz veranderd was. Jazz verandert ook, het evolueert, maar mijn relatie tot jazz was veranderd.
Wat bedoel je daarmee? Vanuit welk standpunt?
Franck Amsallem : Ik denk dat ik, om het simpel te zeggen, bepaalde dingen altijd leuk blijf vinden en andere dingen minder leuk vind, die naar mijn mening ‘verloren gaan’. Of misschien komt het doordat ik minder geduld heb, minder zin heb om te doen alsof ik iets leuk vind dat me minder raakt. Dat is niet stout bedoeld, maar door elke dag urenlang, gedurende 40 of 50 jaar, een kunst te beoefenen, heb ik nu minder geduld.
Je hebt met verschillende bezettingen gewerkt, trio's, kwartetten, met saxofoons, gitaar of met zangeressen, duo's... Is dat om jezelf steeds te vernieuwen, om niet in herhaling te vallen?
Franck Amsallem : We moeten af en toe een beetje van formule veranderen, maar het blijft altijd draaien om het trio en het kwartet. Het duo heeft iets bijzonders. Je moet dat doen met iemand met wie je heel graag speelt, anders lukt het niet. En wat ik ook heel leuk vind, is werken met... heel goede zangeressen.
© Philippe Levy-Stab
Zang is iets wat je na aan het hart ligt. Je hebt twee albums gemaakt, geloof ik, waarop je zong...
Franck Amsallem : Inderdaad. Maar los van de albums die ik heb gemaakt, houd ik erg van zang. En natuurlijk hou ik van het Great American Songbook. Maar dat kunnen ook andere nummers zijn, uit andere windstreken, uit Braziliaanse of Cubaanse muziek (de bolero's).
Hou je ervan om met zangers en zangeressen te spelen omdat je zo gehecht bent aan alles wat melodieus is? Wanneer je componeert, ben je dan vooral gefocust op melodieën, in plaats van op het zoeken naar bepaalde ritmische elementen of het spelen met maatsoorten?
Franck Amsallem : Ik ben inderdaad meer gehecht aan de melodie. Maar eigenlijk kun je het ritmische aspect van jazz op verschillende manieren bekijken. Je kunt dit aspect, zoals je zegt, zien in complexe ritmes. Maar je kunt je ook gewoon richten op de intrinsieke ritmische kracht van jazz. Dat wil zeggen: de swing of de groove. Je moet een thema kunnen laten swingen. Want uiteindelijk is dat een van de grote verschillen tussen muzikanten: luisteren hoe ze swingen of hoe ze niet swingen. Die ritmische spirit kan dus voor sommige groepen heel belangrijk zijn.
Een beetje zoals Ahmad Jamal of Thelonious Monk, die erin slaagden om ‘complexe’ melodieën te laten swingen...
Franck Amsallem : Dat klopt. En iedereen op een andere manier trouwens. Het was geweldig.
Welke pianisten hebben jou beïnvloed? Waarschijnlijk iedereen, toch?
Franck Amsallem : Precies, iedereen heeft me op de een of andere manier beïnvloed. Maar van degenen die je net noemde, is Ahmad Jamal een referentie voor mij. Verder ben ik pluralistisch. Ook al klinkt dat misschien vreemd, ik luisterde bijvoorbeeld naar Oscar Peterson. Dat heeft indruk op me gemaakt. Hij had een manier van spelen die vooruitliep op de maat en tegelijkertijd swingde. Het is heel zeldzaam om zo te kunnen spelen.
De persoonlijkheid van een pianist komt tot uiting in zijn spel, maar ook in zijn geluid. Hoe vind en creëer je een eigen geluid?
Franck Amsallem : Iedereen heeft hetzelfde instrument, maar de piano klinkt elke keer anders. Dat is niet altijd even duidelijk, want sommige zalen laten het geluid van de piano niet zo goed tot zijn recht komen als andere. Het is een geheel, ik ken de magische formule niet. Het is hard werken, het is jezelf ontdekken met het risico dat je uiteindelijk niets vindt.
Je speelt graag solo, soms in duo, maar wanneer je in trio of kwartet moet spelen, op basis van welke criteria kies je dan je muzikanten?
Franck Amsallem : Omwille van hun passie en manier van spelen. Dat voel je. Gautier Garrigue is bijvoorbeeld een zeer zelfverzekerde drummer en de bassist met wie ik ook in een trio speel, Victor Nyberg, is ritmisch erg sterk en ook zeer zelfverzekerd. Het is een zeer solide ritmesectie.
Voor dit laatste album ben je teruggekeerd naar de trioformule. Wat was de aanleiding hiervoor?
Franck Amsallem : Wel, ik heb nog niet zo veel in trio opgenomen. Ik heb mijn eerste album “Out a Day” in 1990 opgenomen en daarna nog een, “Summer Times” in 2003. Dat zijn maar twee albums in puur trio, zonder zanger, in 10 of 11 jaar tijd.
Dit nieuwe album is eigenlijk bij toeval ontstaan. Ik had de twee muzikanten David Wong, de bassist, en Kush Abadey, de drummer, op een avond in Parijs met Cécile McLorin Salvant horen spelen. Ze hadden uitstekend werk geleverd. We hebben wat gepraat en een paar biertjes gedronken. Ik wilde al een tijdje terug in een trio spelen en opnemen. Ze waren akkoord, maar er was maar één datum die voor iedereen geschikt was. Deze jongens hebben het altijd druk, ze zijn constant op tournee. Ik heb die dag een vrije studio kunnen vinden, een goede studio met een goede piano, natuurlijk.
Er waren dus geen repetities vooraf? Dat is een behoorlijk gewaagde gok, want je bent bijna in een opwelling naar New York gegaan om het album op te nemen…
Franck Amsallem : Ik profiteerde ervan dat ik in die periode een aantal verplichtingen had in New York, waaronder het Rochester Jazz Festival. Tussen die verplichtingen door had ik een vrije dag en zij ook.
Alles werd opgenomen onder live-omstandigheden. Was het een bewuste keuze om op deze manier te spelen of was het omdat er maar één dag beschikbaar was en men technische complicaties wilde vermijden?
Franck Amsallem : Het was volledig de bedoeling om op deze manier te spelen en op te nemen. Het was een opnamesessie in een mooie studio, echt heel aangenaam, behalve dat het die dag verschrikkelijk warm was. Het was echt leuk, want alles is akoestisch, in die zin dat we geen koptelefoons of cabines hebben gebruikt. Dat voorkomt dat de drummer te hard speelt en zorgt voor een echte interactie, waarbij het geluidsvolume ons in staat stelt om ons spel in balans te houden. Op die manier spelen we op een andere manier. Er zijn trouwens bijna alleen maar eerste of tweede takes. En het album is prettig om naar te luisteren. Zelfs ik, die niet vaak terug luister naar wat ik opneem, vind het prettig.
© Philippe Levy-Stab
Had je al een idee van het soort repertoire dat je zou gaan delen?
Franck Amsallem : We zijn het min of meer eens geworden over een aantal originele nummers en een aantal standards. We hebben een paar nummers gespeeld voordat we met de opnames startten. En toen zijn we eraan begonnen.
Ik wilde eigenlijk dat het album een bepaalde kleur, een bepaalde sfeer zou hebben, en dat de luisteraars zouden denken dat het een goed idee was om juist deze nummers te coveren. “Un été 42” wordt over het algemeen weinig gecoverd. Ik ken alleen de versie van Sarah Vaughan en die van Barbra Streisand, plus een paar zeer zeldzame instrumentale versies. Het is toch een heel mooie melodie. Hetzelfde geldt voor “La chanson d'Hélène”, dat de laatste tijd drie of vier keer is gecoverd, maar uiteindelijk zelden wordt gespeeld. Ik hou erg van deze melodie, ze is bijbels eenvoudig, maar raakt me enorm.
Iets dat, zoals je zegt, zo eenvoudig is, met zo'n sterke melodie, overnemen en ervan afwijken zonder het te vervormen, is niet bepaald eenvoudig…
Franck Amsallem : Maar dat is juist de charme van ‘goede’ jazz. Het eerste nummer, ‘Blue Gardenia’, werd bijvoorbeeld ook niet vaak gedraaid. Er is de versie van Nat King Cole en die van Dinah Washington, dat zijn de enige twee die me te binnen schieten, met misschien nog de versie van Lee Morgan die ik toevallig tegenkwam en die me inspireerde. Ik ontdekte het toen ik in Denemarken moest spelen met een muzikant die dit nummer had voorgesteld. De versie van Lee Morgan, die te vinden is op de “out-takes” van Blue Note, is in een andere toonsoort, helemaal niet dezelfde als die van mij, hij is in medium tempo en klinkt zo 1965 jazz met Cedar Walton en anderen! Het is heel sterk, niet alleen speelt niemand dit, maar niemand speelt het op deze manier.
Hoe ging dat met je eigen nummers? Heb je de partituren opgestuurd, repetities gehouden of was het echt een eerste lezing?
Franck Amsallem : We sturen altijd de partituren op, maar het niveau van deze jongens is zo hoog dat het geen verschil zou hebben gemaakt als ik geen partituren had opgestuurd. Het is simpel: we zijn in de studio, we zeggen dat we dit gaan spelen, ik speel of zing de melodie één keer en dan gaan we aan de slag. We doen één of twee takes, zelden meer, en dan is het klaar. “Agrigento” is de eerste take. Ik geef geen aanwijzingen, ze begrijpen het meteen. We spreken misschien af hoe de coda moet klinken, en dan spelen we op het gevoel.
Is spontaniteit ook belangrijk in de studio?
Franck Amsallem : Dat is heel belangrijk, want door de techniek kan je die spontaniteit kwijtraken en is het moeilijk om die daarna weer terug te vinden. Spontaniteit in de studio wordt trouwens erg onderschat. Het is absoluut essentieel om de frisheid van de opnames in de studio te behouden, maar helaas zijn maar weinig mensen zich daarvan bewust.
Het is ook een risico om ‘zonder vangnet’ op te nemen, want het blijft voor altijd vastgelegd...
Franck Amsallem : Er kunnen kleine foutjes zijn die ook de charme van spontaniteit uitmaken.
Is het feit dat je dit repertoire met deze muzikanten in New York hebt gespeeld en dat je dit repertoire nu met andere muzikanten hier in Europa speelt, een verschil? Verandert dat de klankkleur?
Franck Amsallem : Ja, natuurlijk. David en Kush zijn moeilijk te krijgen, en tenzij iemand er veel geld voor neertelt, zal dat onmogelijk zijn. Ik ga ze in oktober in New York ontmoeten om daar een paar optredens te doen.
Maar de muzikanten met wie ik hier speel, zijn ook uitzonderlijk. Ik hoef hen ook geen aanwijzingen te geven. Ze hebben hun eigen persoonlijkheid en gevoeligheid. Zoals ik al zei, geef ik bijna nooit aanwijzingen, en zeker niet hier met dit trio. We weten allemaal dat het trio van Bill Evans nooit repeteerde, maar ze hebben duizenden keren op het podium gespeeld, dus dat was niet meer nodig. Dat is een van de manieren waarop je fris blijft. Er ontstaat altijd een nieuwe chemie die andere emoties oproept. Ik hou erg van menselijke ontmoetingen, van ‘muzikaal-menselijke’ ontmoetingen. Omdat ik niets opleg, ben ik soms verrast en denk ik dat ik het zelf niet zo gedaan zou hebben, maar dan kijk ik hoe ver het gaat en uiteindelijk valt alles op zijn plaats.
Dat betekent dus ook dat je nog verrast kunt worden?
Franck Amsallem : Precies! Dat is een van de redenen waarom muzikanten ook met mij spelen. Ze zijn vrij en er is elke keer weer ruimte om de frisheid van nieuwe dialogen te vinden.
De jazz waar je voor staat, is toch een jazz die sterk verbonden is met de traditie, die je vernieuwt en waaraan je een eigen geluid geeft. Een jazz die heel erg ‘jazz’ is…
Franck Amsallem : Zoals ik aan het begin van het interview al zei, ben ik persoonlijk met het ouder worden misschien minder tolerant geworden. Ik bedoel dat niet negatief, maar er is bepaalde muziek, ‘bepaalde jazz’, een bepaalde manier van spelen, die me niet zo aanspreekt. Ik denk dat dat normaal is op mijn leeftijd. Als je René Urtreger had geïnterviewd, zou hij je iets soortgelijks hebben verteld. Martial Solal zou je 25 jaar geleden hetzelfde hebben verteld, dat hij naar niemand luisterde, en dan zou hij hebben gezegd: “Weet je, die Amerikanen zijn erg conservatief” en René zou hebben gezegd: “Al die mensen die rare muziek spelen... dat is geen jazz”. Ik was goed bevriend met hen en vond het heerlijk om met hen te praten. Ze waren trouwens heel “direct”, zoals je je wel kunt voorstellen.
Als je af en toe naar New York gaat, voel je inderdaad die energie, die kracht en tegelijkertijd die inventiviteit in de traditie. Dat is een beetje wat je voelt in je muziek...
Franck Amsallem : Bedankt. New York heeft een zeer sterke traditie, maar de persoonlijkheid van de muzikanten komt toch sterk naar voren. Het is deze cultuur, deze gemeenschappelijke basis, die ervoor zorgt dat wanneer bijvoorbeeld de Village Vanguard reclame maakt, ze niet zeggen dat 'die en die' de muziek van 'die en die' gaat spelen. Dat soort aankondigingen die alle clubs doen om mensen aan te trekken. Niet “de muziek van Benny Goodman gespeeld door die en die”, maar eerder: piano, bas, drums en dat is alles. Je weet dat je naar een bepaalde vorm van jazz gaat luisteren en dat het hoe dan ook uniek zal zijn. In feite houdt de hele wereld stiekem van deze vorm van jazz, maar het blijft een niche, en we weten dat deze manier van spelen eigen is aan deze plek, aan New York. Jazz is heel erg New York.
Tekst © Jacques Prouvost (vrije vertaling : Jos Demol) - foto’s © Jean-Baptiste Millot / Philippe Levy-Stab
In samenwerking met JazzMania
Franck Amsallem Trio
The Summer Knows (un été 42)
Continuo Jazz
In case you LIKE us, please click here:
Hotel-Brasserie
Markt 2 - 8820 TORHOUT
Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse
Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée
Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant
Claude Loxhay
(18.2.1947 – 2.11.2023)
foto © Marie Gilon
Pedro Soler
(8.6.1938 – 3.8.2024)
foto © Jacky Lepage
Sheila Jordan
(18.11.1928 – 11.8.2025)
foto © Jacky Lepage
Raúl Barboza
(22.5.1938 - 27.8.2025)
foto © Jacky Lepage
Special thanks to our photographers:
Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte
Serge Braem
Cedric Craps
Luca A. d'Agostino
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper
Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Jeroen Goddemaer
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein
Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre
Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
France Paquay
Francesca Patella
Quentin Perot
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten
Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden
Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner
and to our writers:
Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Paul Braem
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Chris Joris
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Quentin Perot
Jacques Prouvost
Renato Sclaunich
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Peter Van De Vijvere
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst