JAZZ BRUGGE FESTIVAL 2014 - een terugblik door Henning Bolte


Henning Bolte © FoBo_DikranBolte

Henning Bolte is als gepromoveerd taalkundige verbonden aan de Universiteit Utrecht als deeltijd docent/onderzoeker. In zijn werk als muziekjournalist richt hij zich op musici en muziek die zich op snijvlakken van klassiek, nieuwe muziek, jazz, volksmuziek en oude muziek bewegen en daarin gebruik maken van verschillende improvisatiestrategieën en –technieken. Hij schrijft tegenwoordig voor Nederlandse, Duitse en Amerikaanse online- en printmedia waaronder Written In Music, Jazzism, Gallery of Tones, All About Jazz, Manafonistas, Jazzthetik. Als radiomaker verzorgt hij maandelijks een aflevering voor de programmas BijDeTijds (Eigentijdse Muziek) en The Art of the Improviser (Jazz) van de concertzender. Sinds tien jaar heeft hij bij de concertzender zijn eigen programma Karavan’serai.
Bolte was vier jaar lang adviseur bij de Raad voor Cultuur en actief als jurylid (VPRO/Boy Edgar Prijs, Take Five) en als lid van Europe Jazz Media Chart. Tegenwoordig is hij adviseur van het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten en lid van de jury voor de Danish Music Awards 2013

Als programmeur/presentator was hij betrokken bij de concert-series van het Pianolab.Amsterdam. Vanaf 2013 programmeert hij een eigen serie in het Goetheinstitut Amsterdam.

Wil je meer artikels van Henning lezen:

http://www.writteninmusic.com/author/henning/ (in het Nederlands)
http://www.allaboutjazz.com/php/contributor_articles.php?id=31960 (in het Engels)
http://manafonistas.de/author/henning-bolte/   (in het Duits en Engels)

 

Henning Bolte blikt terug op vier dagen Jazz!Brugge 2014

Als je veel festivals in Europa gezien hebt en van binnen hebt leren kennen en je strijkt in de nazomer in het schilderachtige Belgische Brugge voor een jazz beleving aldaar neer, kijk je in plaisante verwondering en bijna ongeloof om. En dat betreft een hele reeks van zaken:
• de programmering: alleen Europese ensembles;
• de speelplekken, twee zalen in het indrukwekkende nieuwe concertgebouw, de kamermuziekzaal en de concertzaal, en dichtbij gelegen het podium in het schitterende oude Sint-Janshospitaal – allemaal met uitstekende akoestiek;
• de dagindeling (4 opeenvolgende concerten op alle 4 dagen);
• en vooral de sfeer en de gastvrijheid.

Er zijn niet veel festivals die musici, technici, vrijwilligers zo goed behandelen, journalisten en andere gasten zo vanzelfsprekend open ontvangen, van gemakken voorzien en toegang tot alle aspecten van het festival geven. Het werkt enorm door in ontmoetingen met musici, collega-journalisten en festivalmedewerkers. Er zijn natuurlijk nog andere plekken in Europa waar je iets dergelijks ervaart (bijvoorbeeld Umeå in Zweden, Bergen en Kristiansand in Noorwegen). In vergelijking met Nederlandse festivals waan je je echter op een andere planeet.

Wat de programmering betreft, waren er 16 Europese groeperingen plus 3 groeperingen met de allerjongste Belgische musici te zien. De programmering was in handen van handen van Rik Bevernage, Benny Claeysier, Filip Delmotte, Jos Demol, Samme Raeymaekers, Willy Schuyten, Jeroen Vanacker, een collectief dus. De eerste dag was Belgische dag en op de laatste dag waren groepen van het ECM-label uit München geprogrammeerd. De presentatie van alle concerten was in handen van omroepjournalist Roger De Knijf, die het op een intelligente en aansprekende wijze met kennis van zaken deed. Ook dat hoort bij het bijzondere van dit festival en is geenszins vanzelfsprekend – integendeel.

Kijkend naar het Europese karakter (als centrum van Europa moet België haast wel …) zo zien we dat de verdeling bij deze editie er als volgt uitzag: België (33), Nederland (3), Frankrijk (5), Duitsland (2), Groot Brittannië (2), Portugal (1), Spanje (1), Italië (7), Zwitserland (4), Oostenrijk (1), Roemenië (2), Polen (4), Estland (1), Finland (4), Zweden (3), Noorwegen (2), VS (2). Gezien de verdeling over regio’s was er sprake van evenwichtigheid: Zuiden (14), Midden (11+33), Noorden (14). Natuurlijk is het onmogelijk alle landen vertegenwoordigd te hebben. Er ontbraken (dit jaar): Griekenland, Bulgarije, Hongarije, Servië, Kroatië, Slovenië, Tsjechië, Slowakije, Litouwen, Letland, Denemarken, IJsland, Schotland, Ierland en Rusland even als Turkije.

De turnus van de concerten, de dagindeling is ietsjes ongewoon, zoals meer in Brugge. Er is iedere dag een middagconcert om 12:00 in het Sint-Janshospitaal en dan is er de avondreeks. Beginnend om 19:00 in de kamermuziekzaal en dan 20:30 en 22:00 in de concertzaal. Om 18:00 is er dagelijks nog een concert van de jongste generatie musici.
Wat op het eerste gezicht merkwaardig lijkt, blijkt in de praktijk juist de bijzondere kwaliteiten en de sfeer van het festival mogelijk te maken. Musici die binnenkomen, krijgen daardoor op een goede manier gelegenheid te acclimatiseren, rustig hun soundcheck te doen en door een ongehaast, echt aanwezig verblijf ook weer zelf aan de festivalsfeer bij te dragen. Er is een formidabele kantine met uitstekende maaltijden en vrijwilligers die er een feest voor de gast van weten te maken.

 

DAG 1

Het eerste van de vier middagconcerten, Mâäk, moest helaas gemist worden. Onder deze geestige naam opereert al enige jaren een gezelschap van geprofileerde Belgische klanktovenaars die op het plaatselijke W.E.R.F.-label thuis zijn. Nu in de bezetting trompettist Laurent Blondiau, tubaist Michel Massot, de saxofonisten Guillaume Orti en Jeroen Van Herzeele met de Portugese drummer João Lobo ook wel bekend door zijn werk met de Italiaanse pianist Giovanni Guidi (City Of Broken Dreams (ECM)).

Het was de Belgische dag met vier groepen: naast Mâäk het trio Nathalie Loriers/Tineke Postma/Philippe Aerts, het zevenkoppige Eve Beuvens’ Heptatomic en Flat Earth Society (FES) met dEUS-gitarist/zanger Mauro Pawlowski. Een avond met een oplopend aantal betrokken musici en een oplopend gehalte aan exacte plaisanterie.


Roger De Knijf

Het eerste concert was tevens de eerste kennismaking met de bijzondere kamermuziekzaal van het Concertgebouw. Zonder meer een positieve speciale ervaring. Deze zaal is een atriumachtig vierkant met drie etages balkons aan alle kanten. De bezoeker kan net als in New Yorkse Guggenheim Museum op een afgeschuind looppad naar boven of naar beneden bewegen. De musici zitten dus ‘middenin’ en de zaal heeft, dat blijkt onmiddellijk, een uitstekende akoestiek.

Nathalie Loriers en Philippe Aerts mogen als hoekstenen van de jazz in België worden beschouwd. Zij bundelden vorig jaar de krachten met Tineke Postma, de Nederlandse saxofoniste van internationale rang dat resulteerde in een memorabel optreden op het Waalse Gaume jazzfestival van vorig jaar en nu ter gelegenheid van het festival door het plaatselijke W.E.R.F.-label als live-album met als titel Le Peuple des Silencieux werd uitgebracht.

Er werd interessant, sophisticated materiaal ingebracht, mooie thema’s, catchy melodieën, een ballad, een fraai calypsoachtig stuk, die allen op hoog technisch niveau en vooral in de eerste helft met raffinement werden gespeeld. Het leverde in aanzet goede momenten op maar op de een of andere manier kwam de muziek dan niet voldoende van de grond, tot leven en uit de werf. De momenten waarop de klanken begonnen te ademen en ruimte te nemen, zetten niet door en de snelle loopjes kregen weer de overhand. Postma speelt technisch indrukwekkend maar aan de expressiekant mag er nog wel wat meer uitstraling tot stand komen. Meer optredens zullen het ten goede keren. Er staan tot eind december nog 6 Belgische concerten geprogrammeerd.

Als volgende stond Eve Beuvens, pianiste van de volgende generatie, leerlinge van Loriers en deelneemster op het 12 Points Festival van 2010, met haar septet, Heptatomic, in de grote zaal. Heptatomic is één van de op dit moment overal in Europa opkomende kleine grote ensembles: drie blazers (trompettist Laurent Blondiau en de saxofonisten Grégoire Tirtiaux en Gregor Siedl), de opvallende gitarist Benjamin Sauzereau en een uitstekende Italiaans-Portugese ritmetandem uit bassist Manolo Cabras en (wederom) drummer João Lobo. Ook hier stond het festival Gaume aan de wieg van de ontwikkeling van deze muziek.

Een uitdaging en een mooie kans voor zo’n ensemble. Beuvens hield de touwtjes goed in handen, leidde duidelijk en leefde zichtbaar met haar musici en het ensemble als organisme mee. De stukken hadden een goede losse structuur en het ensemble ontvouwde van begin af aan een enorme drive met kortere breaks en mooie free-uitbarstingen. Krachtig, vaak warmbloedig en af en toe ging het in aanzetten de Mingus-kant op of klonk een zuidelijk temperament à la Carlos Bica door. De stukken, allemaal van Beuvens hand, zijn, zoals Scratching Meermaids, muzikaal en conceptueel goed doordacht en bieden flinke dynamiek en verschil in temperament. Het is een goede basis voor ontwikkeling . Wat er nog uit en in zou moeten komen is het branden van binnenuit en de hagel van buitenaf.

Apotheose van de avond: FES. De 16 koppen van de roemruchtige Flat Earth Society, een dubbeldwars gezelschap bevind zich op het jazz-impro-continuum op plekken waar in Nederland een diep leeg gat gaapt. De poly-pan-muzikale equipe onder aanvoerderschap van Peter Vermeersch trad aan in het teken van de sporen die de voorvader Frank Vincent Z. in het muzikale universum achterliet. Niet om de grote Frank na te doen, te overtreffen, te eren en wat dies meer zij. Wel om in de geest van te ageren, een beetje zijn geest bezwerend. Alles onder de noemer ‘Terms of Embarrasement’ met als geschikte gast niemand minder dan the one and only one: Mauro Pawlowski van dEUS. Een programma geëntameerd door de VRT en in maart van dit jaar in première gegaan in de Antwerpse Singel. Het uitbundige programma bevat zelfs vier Zappa-stukken die in de door Vermeersch en zijn compagnie geschapen context een extra mooie, sympathieke lading kregen. Een revelatie voor diegenen die niet zo tuk zijn op ellenlange eenkennige Zappaïaden.

Vermeersch is een evaporerend figuur in de Belgische kunst- en muziekwereld wiens actieradius zich uitspant van de productie van het eerste dEUS-album via muziek voor de eminente Rosas en Ultima Vez, projecten met Josse de Pauw, prog-rock-band X-Legged Sally, filmmuziek tot en met orkestwerken. Een Belgisch fenomeen in en uit. Alleen hij kan zoiets als FES bij elkaar brengen/houden/laten bloeien. Ter gelegenheid van het Brugge-optreden werd door het Belgische kernlabel Igloo een box uitgebracht met 3 cd’s – live recordings 2000-2012 (met o.m. Jimi Tenor, Uri Caine, Toots Thielemans, Ernst Reijseger), Boot&Berg (muziektheater met Josse de Pauw en Rolande Van der Paal) en een compilatie van X-Legged-Sally 1986-1997 – plus download-codes voor 12 albums (!). Een perfecte combi van een ouderwetse fysieke box-set en een verzameling nullen en enen die uit de lucht geplukt kunnen worden voor de eigen rekenmachine.

FES live is een belevenis op zich, ook daar in Brugge. Voor de band zit geposteerd drummer Teun Verbruggen met direct naast hem bassist Kristof Rosseuw, beiden links en rechts geflankeerd door pianist Peter Vandenberghe en de twee gitaristen Pierre Vervloesem en Mauro Pawlowski plus Tom Wouters die als in een Buster Keaton film tussen vibrafoon en klarinet heen een weer snelt. En erachter twee rijen fantastische blazers en windmakers. Pawlowski heeft iets weg van de jonge Jean-Pierre Léaud van de nouvelle vague maar kan tegelijk diep van onderen fel uithalen.

Rock-drive met een waanzinnige kopersectie (of omgekeerd), mooi rare stops, waits en draais, alle showiness-elementen terloops onderuit halend met korreltjes zand en pepper en diep diep eronder een flow en cohesie van jewelste. They don’t do it for the money. De ene keer (net te) snel, de andere (net te) langzaam met een mooie Tati-timing. FES is een goed voorbeeld van hoe ongemeen productief een ‘overkoepelende’, ‘doordringende’ aanpak kan uitwerken, de muziek kan ‘bevrijden’, musici vleugels kan geven. Jeu joyeuse waar zich veel mooi vervlecht, waar je solo’s van formaat opgedist krijgt, op vingers fluiten of heerlijke combi’s zoals bariton en vibrafoon. De stukken en songs zijn uitermate memorabel, nestelen zich en velen uit het publiek zullen ze zo uit hun auditief en visueel geheugen op kunnen diepen. Bijvoorbeeld het magnifieke Ahmad & Juan – refererend aan Ahmad Jamal en Juan Tizol, een gouden samentrekking. Ahmad & Juan was het stuk waar bij schrijver dezes tijdens het concert een kwartje viel: inderdaad ‘n beetje zoals Zorn’s Dreamers maar FES outperformed The Dreamers! City of Tiny Lights werd fraai vertolkt door Mauro, ja en dan: Pawlowski samen met een hoogzwangere Berlinde Demian in vocaal duet: Solitude. Onvergetelijk! Te veel om op te noemen maar meer dan genoeg om in volle teugen geestig te genieten.

 

DAG 2

De dag begon met een duo van de inmiddels legendarische drummer Han Bennink en de Estse gitarist Jaak Sooäär. Bennink en Sooäär stonden de avond daarvoor nog tot half twee ‘s nachts bij de kick-off concerten van het 40 jarig jubileum van het Bimhuis in Amsterdam te spelen. Maar rustiger aan doen, schijnt er bij Han Bennink niet echt in te zitten. Misschien alleen zo ver dat hij niet over te halen was om meer ruige rock te spelen en nu ook naliet een groter gedeelte van ruimte en meubilair met handen en stokken te bespelen. Het is een duo dat al een tijdje actief is en aan elkaar gewaagd is. Met groot gemak trok het door een Monk-Parkeriaans gebied en schopte het zelfs tot twee encores (wat geen andere groep haalde). Bennink bezemde tussendoor weliswaar ingehouden maar voor de rest kon er van zacht spelen (natuurlijk) geen sprake zijn. Daar kom je tenslotte in de polder ook niet ver mee. Het wonderlijke: Bennink voldoet keer op keer, jaar in jaar uit aan de verwachtingen maar weet zijn bekende elementen meestal toch steeds zo in te zetten en over te brengen dat het uniek, momenteel, origineel en vermakelijk blijft klinken. De meeste toeschouwers zullen ook dit concert opgeruimder en met een frisse kijk op de werkelijkheid verlaten hebben. En dat is waar het om gaat. Sooäär gebruikt zijn elektrische gitaar zonder veel foefjes met een basic elektrisch geluid en af en toe wat spaarzame elektronische hulpmiddelen. Hij speelt niet-etalerend hoekig en ritmisch net dat beetje Bennink-asynchroon wat de spanning er goed in houdt. Melodischer motieven mogen maar worden bij voorkeur indirect benaderd. Voor een festivalprogramma is hun aanpak een niet te missen element! Bennink heeft het met Sooäär getroffen en Sooäär met Bennink.

De avond werd door een trio van piano, cello en percussie/marimba geopend. Aan het werk was een doorgewinterd driemanschap te zien, de Duitse pianist Georg Gräwe, de Nederlandse cellist Ernst Reijseger en de Amerikaanse slagwerker Gerry Hemingway die nu al sinds een paar jaar in Luzern in Zwitserland neer is gestreken. Voor hun was het Brugge optreden de start van hun 25 jaar jubileum tour. Dat mag er wel zijn. Een groep uit het hoogtij van de vrije impro.
Dat ze het nog steeds op hoog niveau kunnen, leek evident en bleek bij het concert onmiddellijk. Het volledig spontane in zijn werk gaande optreden bereikte doorgans een hoge mate van verfijning (fein ziseliert). Van het soort onconventioneel instrumentgebruik, klankrepertoire en klankchemie kijkt men inmiddels echter niet meer zo op. Het gaat nu eerder daarom of het goed gedaan is en wel zodanig dat men er met genegenheid, openheid, concentratie en geduld naar wil luisteren. En het gaat erom of zich voor de luisteraar voldoende mogelijkheid tot oplading en ontlading voor kan doen. Het viel allemaal in goede aarde want de zichtbare luisterhouding van publiek in Brugge was indrukwekkend. Daar hoefde men zich geen zorgen over te maken en dat scheelde. Het driemanschap vond het steeds weer in het niet-evidente zonder daarbij van de weg af te raken. Wel bleef men in cirkels ronddraaien en hetzelfde peristaltische bewegingspatroon volgen. Het meest verbluffend: zodra zich een ingang in een submelodisch veld opende, hield het stuk op wat het enigmatische gehalte uiteraard verhoogde. De nog volgende concerten van de tour zullen ongetwijfeld anders of zelfs heel anders (dan te verwachten) eruit zien. En klinken.

Het concert van de Finse trompettist Verneri Pohjola in de concertzaal was er voor menigeen één om naar uit te kijken. Pohjola is duidelijk een upcoming musicus. Hij kreeg bekendheid door een tweetal albums op het Duitse ACT-label (Aurora (2011)), Ancient History(2012)) en zijn medewerking als sideman o.a. bij de Poolse violist Adam Baldych. Hier is hij op podia nog niet zo breed ingevoerd terwijl hij het toch kan opnemen met de nieuwe dertigers-generatie van trompettisten. Hij trad op met de eveneens opkomende pianist Aki Rissanen, de in Finse groepen alomtegenwoordige bassist Antti Lötjönen en een nieuwe, veelbelovende jonge drummer, Teppo Mäkynen – het laatste een naam die – gezien zijn spel in Brugge – al genoteerd mag worden.
De groep speelde vooral materiaal van zijn net opgenomen album Another Day dat volgend jaar bij Editionrecords, zijn nieuwe platenlabel, zal verschijnen. Pohjola en zijn musici – in feite ging het om het Aki Rissanen trio – horen als (mid)dertigers bij de al gerijpte jonge generatie. Pohjola kan flink uitpakken met donkere kleuren en krachtige high notes maar doet dat steeds muzikaal gemotiveerd in juiste mate. Bull Horn, drukvol met een boleroachtige inslag, bewoog in de vaarwateren waar ook zijn Noorse collega Mathias Eick te vinden is. De variaties op een sterk thema creëerden een fraai gloeiende flow en bleven boeiend tot op het laatste moment. Pohjola kan mooi spanning opbouwen, vasthouden en zijn luisteraar focussen op het momentum. Dat bleek ook bij het volgende stuk. Inzettend met diepe stiltes afgewisseld met magisch werkende ploffen op zijn mondstuk, laaide het uiteindelijk fraai zingend ruimtevullend op. Hier gebeurde iets wat bij menige virtuoze musicus node gemist wordt, de concentratie op de klank en de gronden waar de klank uit voortkomt. Pohjola gebruikt speciale trompettechnieken van zijn (directe) voorgangers steeds op zijn eigen en goed gedoseerde manier en komt vooral met eigen vindingen die hij blijkens de uitvoering goed onderzocht heeft.


Tekko Mäkynen van Pohjola

In Cold Blooded kon men getuige worden van de buitengewone elegantie van het drumwerk van de jonge drummer Tekko Mäkynen: vastbesloten, losjes en trefzeker met een moeiteloze flow verleent hij de groep een nieuwe kwaliteit. Net een beetje anders dan gewoon, een waar plezier in ieder geval. Pohjola’s kwartet kenmerkt zich door een hoge mate aan muzikale concentratie en energie die voor pakkende innovatie binnen bestaande kaders zorgt. En Pohjola is een dramatisch talent van hoge potentie wat zowel uit de wijze van ontvouwing van de stukken als de aankondigingen bleek. Met de woorden “and the end … is … : night” ging de groep haar uitermate stemmig slotstuk in.

De afsluiting van de avond was voorbehouden aan het La Linea kwartet van basvirtuoos Renaud Garcia-Fons. Samen met Kiko Ruiz, Spaanse gitaar, David Venitucci op accordeon en Pascal Rollando op percussie maakte Garcia-Fons er een schitterende, feestelijke tour van.
Het begin van het unieke basspel van Garcia-Fons ligt meer dan twintig jaar terug en het is nu haast niet meer voor te stellen welke sensatie en revelatie zijn eerste soloalbum “legends” uit 1993 en zijn optredens met zijn arco-spel op een vijfsnarige contrabas in de groep van Rabih Abou-Khalil was. Voortgekomen uit de “Syrische School” van bassist François Rabbath introduceerde hij toen iets wat zowel qua klank als qua muzikale verbindingen volstrekt nieuw en uniek was. Het is ook nu nog bijzonder – alleen al de omkering van de rollen van gitaar en contrabas – maar wel met betrekking tot de klank en de muzikale verbindingen behoorlijk geperfectioneerd. Moeiteloos, gaaf uitgewerkt en voorzien van subtiele momenten schoof het kwartet tussen flamenco en maqam’s heen en weer. Er zaten uiteraard ook wat dramatische momenten in maar het basgeluid van Garcia-Fons is inmiddels zo fijn elektronisch afgesteld dat elke oneffenheid er uit is verdwenen. Enerzijds misschien nodig om dit avond voor avond op te kunnen voeren maar toch iets te gestroomlijnd. Een soort Garbarek-effect – geconstateerd met alle respect voor beide musici!
Wat nu als zoete koek erin gaat, moest echter twintig jaar eerst nog ontdekt en veroverd worden. Het was een tijd waar je zelfs nog de laatste oude flamencospelers tegen kon komen die flamenco zoals oorspronkelijk op de ud, de Arabische luit, speelden. Een instrument dat ook groten als Paco de Lucia nog beheersten. Nu zijn deze verbindingen en de klank haast gemeengoed geworden.
Al met al bood de dag een interessante Noord-Zuid-Midden diversiteit en goed contrast van gebonden en vrij, allebei op hoog niveau.

 

DAG 3

Voor het derde middagconcert trad een nog niet zo lang bestaand trio van de Franse cellist Vincent Courtois met de twee tenorsaxofonisten Robin Fincker en Daniel Erdmann aan. Deze combinatie klonk niet minder dan verbazing- en indrukwekkend: een fenomenale afstemming en samenklank van saxen en cello, speelse polistilistiek, gigantisch groovend en opmerkelijk solowerk. Een groep die in samenstelling, klank, muzikale spanbreedte en muzikaal niveau uniek mag heten en dat ook met bravoure waarmaakte. Courtois’ cello heeft een glasheldere, galmloze, “harde” klank waardoor het in het samenspel met de saxofoons tot één krachtige klank met een gave projectie samenkomt. Maar ook een uitgezochte polytonaliteit komt in bepaalde stukken aan te pas. De cello heeft nog wel de lead hier maar vervlecht en versmelt veel sterker tot een geheel dan gebruikelijk. Het is echter niet alleen deze opmerkelijke klankkarakteristiek die het trio zo stimulerend en fraai maakte. Het zat hem vooral in het voortdurend sophisticated in- en uitbrekend spelen met deze triadische mogelijkheden en daarbij de meest uiteenlopende stilistische hoeken aanraken, langs scheren, in en uitspringen. Zacht, licht, hoog, laag, kamermuziek t/m kermismuziek, lullabye, bijna schmalzy. Maar dan niet collageachtig springerig maar vloeiend in- en uitfadend binnen steeds een grotere boog. Een verrassend concert, levendig, spannend, hoog van kwaliteit. Kortom: top!

Courtois heeft een behoorlijke staat van dienst op snarengebied (duo met Joelle Leandre, het trio Amarco met bassist Claude Tchamitchian en altviolist Guillaume Roy, zijn trio met Ellery Eskelin en Sylvie Courvoisier, zijn samenwerking met de Britse groep Blink waar ook Fincker deel van uitmaakt om een paar te noemen de groep met Frank Möbus en Samuel Rohrer en de groep met Aki Takase en Louis Sclavis). Hij is iemand die ondanks zijn breed inzetbaar instrument een vrij compromisloze koers vaart. Fincker is een Franse Brit die in beide scenes met/in meerdere groepen geïnvolveerd is. Saxofonist Daniel Erdmann is zowel in de Duitse scene in Berlijn als de Franse scene in Parijs geïnvolveerd, pendelt tussen beiden heen en weer. Hij is waarschijnlijk het bekendst van de Duits-Frans-Deense groep Das Kapital.

In de kamermuziekzaal op de derde avond het duo van pianiste Rita Marcotulli met accordeonist Luciano Biondini. Beiden hebben ieder al hun eigen geschiedenis met het festival. Marcotulli was nu voor de derde keer te gast. Zij speelde in 2006, bij de derde editie, een duoconcert met saxofonist Andy Sheppard dat als één van de hoogtepunten uit de geschiedenis van het festival geldt. Biondini speelde bij de voorlaatste editie in 2010 een memorabel duoconcert met de Argentijns-Italiaanse saxofonist Javier Girotto. Beiden, Marcotulli en Biondini hebben net op tijd voor het festival een heerlijk luisterend duoalbum uitgebracht: Marcotulli & Biondini Duo Art – La Strada Invisibile (ACT).
Het is in eerste instantie de musicus die telt en niet zijn/haar instrument en in dit geval bieden de twee toetsinstrumenten ondanks veel overlapping talrijke mogelijkheden. Marcotulli en Biondini zijn allebei krachtige en duidelijk aanwezige musici waarbij de piano niet alleen groter oogt maar letterlijk ook een breder bereik heeft, de ruimte meer kan vullen. Dat is precies wat Marcotulli bij de start deed. Biondini moest de open plekken voor zijn klanken zoeken en kreeg uiteindelijk ruimte om te soleren en zijn trekzak open te trekken en te laten zingen. Gauw ontspon zich in het verdere verloop de vervlechting van de twee instrumenten in de typerende snelle Italiaanse loopjes met constant afwisselend de één boven, de andere onder, de bal toespelend en elkaar spiegelend wat de toehoorders meteen in vuur liet ontsteken. Er ontstaat een enorme blijde dynamiek met name als het zo nauw in elkaar grijpt zoals bij deze twee musici. Deze speelmodus werd gelukkig met min of meer majestueus golvende, tintelende of zelfs gedragen stukken van het type The Long And Winding Road afgewisseld (in hun geval de Jimmy Webb klassieker The Moon Is A Harsh Mistress). Marcotulli zette enhancing elektronica en demping van de pianosnaren in wat een tegengesteld effect oplevert. Het lijkt tegenwoordig bijna een must en schijnt haast niet te vermijden. De ‘zwemmende’ galm klonk helaas wat goedkoop en deed het geheel geen goed terwijl de demping in de meeste gevallen juist een goed effect had. Zo gaaf er ook gespeeld werd, het verliep op een gegeven moment steeds langs hetzelfde voorspelbare patroon waardoor het op den duur niet meer draagt en pleziert.

Het Noors-Zweedse Atomic was vervolgens geheel andere koek en een goed contrast met een duidelijk ander temperament en andere temperatuur. Atomic vertoeft al 15 jaar succesvol op het toneel en ondergaat net een verjonging van de drumstoel. Gigant Paal Nilssen-Love is in zo veel groepen en vooral een nieuwe eigen groep geïnvolveerd dat hij keuzes moest maken en zich in het voorjaar terugtrok. Voor zijn opvolger, de Noor Hans Hulbækmo, is het nu de eerste langere tour met de band die opmerkelijk genoeg in de Libanese hoofdstad Beirut startte. Hulbækmo is nog geen 25 en heeft zijn handen nog vrij genoeg. Hij speelde hyper alert en wakker met een merkbaar lichtere slag dan zijn voorganger en het was heel plezierig dat mee te maken. Hulbækmo geeft nu al zijn eigen kleur eraan wat de sound en vaart van de groep niet onaangetast zal laten. Het is wel wederom opmerkelijk hoe een wissel in een dergelijke ‘zware’ band in Noordse contreien verloopt.


Hans Hulbaekmo van Atomic

Atomic is een even onmogelijke als plezierige en complete group. Er zit namelijk zo ongeveer alles in, tenminste een behoorlijke bandbreedte, van wat je in het spectrum van de Noorse en Zweedse jazz en impro tegenkomt, van verstilling en ambient klanken, subtiele lyriek en rauwe Noormannengeweld. De musici van Atomic – de twee Zweden, saxofonist Frederik Ljungkvist en trompettist Magnus Bro en de twee Noren, pianist Håvard Wiik en bassist Ingebrigt Håker Flaten – die zelf niet eenkennig zijn, hebben het switchen tussen en verbinden van verschillende aanpakken en modi van spelen tot hun programma en maken er een kunst van. Dat levert spannende, krachtige, onder- houdende en pakkende concerten op. Meestal begint het wat rauwer – net alsof ze het anders te koud zouden krijgen en dan de lyriek niet meer zou vloeien. De wisseling van modus, temperament en temperatuur deed zich bij hun concert meer binnen stukken dan tussen stukken voor. Het zijn stukken die zo in elkaar zitten, zo robuust zijn dat ze adversatieve speelwijzen niet alleen mogelijk maken maar dat het ook in iets muzikaal goeds en voor het publiek genietbaars resulteert.
Het is echter niet zo maar op de gebruikelijke wijze recht toe recht aan te volgen. Het effect treedt vaak juist op als je je meelaat dragen met het min of meer tricky spel van verwarring en ontwarring. Het is vaak ook wonderbaarlijk wat ineens uit de rauwe aanpak te voorschijn komt. Al dat speelde zich met een goed gemutst spelende band ook bij dit concert af – startend met het stuk Lucidity, eindigend met een titelloos nieuw stuk gerelateerd aan Stockholm en ertussen in zelfs al een Christmas Song. Een ronde zaak.

Afsluiter van de zaterdagavond: Paolo Fresu Devil Quartet met de Sardische gitarist Bebo Ferra, de oudgediende bassist Paolino Dalla Porta en drummer Stefano Bagnoli. De programmatekst maakt gewag van subtiliteit met verwijzingen naar Zawinul’s en Davis’ In A Silent Way. Iets om naar uit te kijken maar het optreden maakte er korte metten mee. De realiteit was eerder onthutsend. Slechte elektronica met poseren en een mager muzikaal gehalte. Met de rug naar het publiek staan, de trompetkelk dramatisch naar het plafond gericht houden en non-proportioneel elektronisch lang uitgerekte tonen eruit voort laten komen om indruk te maken – erger kon haast niet meer. Het dieptepunt werd bereikt toen Fresu het presteerde een La Folia-thema op een overgedimensioneerde, lelijk elektronisch gemanipuleerde flügel te intoneren. Los daarvan dat het gebruik van elektronica inmiddels vrij geavanceerd is en tot schitterende klankbeelden kan leiden was in dit geval ook het puur muzikale gehalte zeer mager. Men wil er graag nog in geloven vooral omdat er drie goede musici als sidemen staan te spelen maar er viel in dit geval niet veel te redden. Zonde!

 

DAG 4

Voor het vierde middagconcert, het trio Libero met saxofonist Andy Sheppard, bassist Michel Benita en drummer Seb Rochford, waren de verwachtingen, gezien de staat van dienst van de musici, redelijk hoog gespannen. Ook aangezien Sheppard bij één van de vorige edities samen met pianist Rita Marcotulli een voor velen memorabel concert had geleverd. Deze keer met het nog jonge Libero trio – hun debuutalbum verscheen 2012 op ECM – kwam de muziek niet zodanig tot bloei dat het naar grotere hoogten op kon stijgen. Sheppard leverde als vanouds fraaie heldere thema’s. Die bleven met de zorgvuldige baslijnen van Michel Benita mooi dommelen. Seb Rochford raakte af en toe zijn bekkens of vellen aan met het effect van neerdwarrelende herfstbladeren. Een herfststilleven werd het echter niet en ook geen alle drie overstijgend geheel. Het bleef vrij gelijkmatig, verhief zich niet boven de rijke bodem. Te veel hetzelfde temperament en dezelfde temperatuur. Het werd op een gegeven moment gelukkig even doorbroken door een hoger tempo en een kinderstem van buiten, welke Sheppard gretig oppikte en mooi incorporeerde. Drummer Rochford geraakte daarna uiteindelijk ook nog in een fraaie poliritmische passage maar de ontsteking bleef toch min of meer weigeren. Desondanks, het publiek kon de verrichtingen wel waarderen en kreeg dan zelfs nog een iets pittiger stuk van oude stempel als encore.

Na Loriers/Postma/Aerts, Graewe/Reijseger/Hemingway, Marcotulli/Biondini als laatste concert in de kamermuziekzaal het duo van twee New Yorkers: de pianist van Roemeense afkomst Lucian Ban en de bekende altviolist en grensganger Mat Maneri. Zij oogsten het afgelopen jaar erkenning en succes met hun duoalbum Transylvanian Concert, live opgenomen in de opera van Targu Mures in Transylvanië (of Zevenburgen) bevattend 6 eigen stukken en een soloversie van de oeroude spiritual Nobody Knows the Troubles I’ve Seen. Het album besluit met Two Hymnes, opgedragen aan Bans grootmoeder die hem als kind meenam naar hetzelfde operagebouw. De muziek is doortrokken, doordrenkt van de kleuren en het licht van de Transylvaanse omgeving en Afro-Amerikaanse sporen uit de spirituele muziek en jazz. En wel zodanig dat deze basis overal te bespeuren is maar niet als vaste stilistische vorm geinstrumentaliseerd of geïmiteerd, nagedaan wordt.
Hedendaagse muziek wordt gevoed door oude klanken, nieuwe wijzen van luisteren en bepaalde tradities (of breken ermee) die beide genoemde elementen sturen/beïnvloeden. Het resultaat voor de luisteraar is een bepaalde verhouding tussen het bekende en het onbekende. Lucian Ban en Mat Maneri houden zich ver van imitaties, reproducties of romantiserende rootsy opmaak. Zij duiken in diepere oorgronden van klank en naklanken. Als luisteraar meen je gevoelsmatig dingen in hun muziek te herkennen maar je kunt er niet meteen de vinger op leggen, kunt het niet meteen klip en klaar identificeren en classificeren. Het geeft een zeker houvast en houdt het spannend om mee te gaan om te horen waar het uitkomt. Beide elementen zijn belangrijk om het boeiend te houden. Het optreden van Ban en Maneri bood dat in vrij optimale mate. De open en ontvankelijke luisterhouding van het Brugse publiek was ook nu te zien en te voelen als een bondgenootschap of een complicité. Hun binnenkomer liet de luisteraar loslaten en zich open te stellen en effende zachtzinnig de weg het onbekende in. De volgende stukken waren intens maar ongrijpbaar van gospel doordrenkt. En zo voerden Ban en Maneri het publiek op de randen haarscherp langs boeiend schemergebied. Ze speelden voornamelijk nieuw materiaal ontworpen voor hun nieuw op te nemen album (deze keer met Eicher himself) dat zo zijn eerste proef goed doorstond. Onder de gespeelde stukken ook een bijzonder lichte, gave vertolking van Paul Motians stuk Fantasm. Het optreden kan zeker tot een hoogtepunt van het festival gerekend worden. De encore zorgde voor een special note en was bijzonder kort en explosief: de versterking begaf het en maakte dat kenbaar met een niet mis te verstane knal. Ban en Maneri zullen nog tot langer in november op verschillende plekken te zien/horen zijn.
Wat betekent het dat Ban/Maneri in omringende landen inmiddels op een geïnteresseerd publiek kunnen bouwen en optreden en hier in NL tot nu toe van platenmaatschappij noch van podia iets gebeurt is? Komt het zoals veel met behoorlijke vertraging aan of is het niet aan NL publiek besteed? Het rijke Belgische concertleven biedt in ieder geval uitkomst.

Een optreden van de Albanees-Zwitserse Elina Duni maakt duidelijk: zij is een stem en een performer van formaat! Zij heeft een door en door mediterrane stem met een diepe bodem en een rake lament-kwaliteit. Met het laatste wordt niet alleen het melismatische bedoeld maar vooral de achterliggende klagend-lachende stemhouding. Het is een stem met een enorme modulerende capaciteit. Zij kan goed een keel opzetten en moeiteloos in zachte of lichte modaliteit schakelen. En dan zingt zij niet slechts lyrics. Zij zingt een diep gewortelde traditie met de ervaringen die daarin opgeborgen zitten. Behoedzaam weet zij deze in een nieuwe context in te brengen zonder museaal te worden of in romantiserend vaarwater terecht te komen. De primaire kwaliteit van stem, ziel en van ervaring blijft de kern en doet bij haar zijn werking. Stemvermogen en de diepere laag van de ervaring blijven bij haar in nauw contact met elkaar. Zelfverzekerd, vastberaden en met de nodige charme leidde zij haar publiek helder door de liederen. Zo iemand is uiteraard gebaat bij een alerte, subtiele en rake begeleiding, een begeleiding zonder mooidoenerij met minimale middelen en maximaal effect. Pianist Colin Vallon, bassist Patrice Moret en slagwerker Norbert Pfanmatter bleken daar wel kaas van gegeten te hebben bij de uitvoering van vooral stukken van Duni’s album Matanë Malit. Pfanmatter was het geduld en de dienbaarheid zelve en zorgde voor subtiele welvingen van de lucht en accenten, Moret bewoog met zijn donkere snaren als een schaduw van de ziel en Vallon koos en doseerde zijn klanken in grote muzikale empathie met de bewogenheid van de stem. Zo kregen ook liederen uit de puur vocale Zuid-Albanese traditie als het aangrijpende Vajzë e valeve (Girl of the waves) een overtuigende behandeling. Bij alles moesten Duni en haar begeleiders halverwege een defect van het mengpaneel pareren waar het publiek weinig van te merken kreeg. Zij maakten gebruik van de goede akoestische kwaliteiten van de zaal. Ook dat spreekt natuurlijk voor hun performance-capabiliteit.

De slotakte was toevertrouwd aan de Poolse trompetveteraan Tomasz Stanko. Stanko is door de wol geverfde volhouder en verkeert in goede conditie. Hij neemt al bijna 40 jaar bij ECM op, hoort dus bij de eerste generatie van het label. Hij trad aan met zijn oorspronkelijk Pools kwartet bestaand uit pianist Marcin Wasilewski, bassist Slawomir Kurkiewicz en drummer Michal Miskiewicz waar hij inmiddels meer dan 13 jaar mee speelt. Het trio heeft net zijn eigen vierde album, Spark of Life, uitgebracht. Eigenlijk een soort reünie want Stanko speelde en nam de laatste tijd vooral op met zijn Europees quintet en zijn nieuwe New York quartet.
De groep startte niet minder dan fulminant in allemaal bekende stukken. Wasilewski zette buitengewoon krachtig en drijvend in waardoor de groep meteen op hoog niveau in elkaar greep, klopte als een bus en met grote veerkracht vooruit en de nodige subtiliteit vooruit stoof. Stanko zette steeds de thema’s fraai in maar gaf tegelijk het trio veel ruimte. Het leverde een mooie dynamische eerste helft op waar alles bij elkaar kwam. Het moment dat alles mooi uit elkaar valt en op een magische wijze opnieuw bij elkaar vind – iets waar Stanko o.a. blijkens zijn laatste magische album Wislawa wel toe in staat is – deed zich echter nier voor. De machinerie van het kwartet werkte door met o.a. meer solerend vuurwerk van Stanko maar toch verdampte juist daardoor de spirit en begon het concert leemtes te vertonen. Iets wat in de situatie nauwelijks bevredigend op te lossen valt. Desondanks bleef er genoeg voor een goede afsluiting en naklinkende echo’s voor de volgende editie.

Het festival als geheel had een mooie lijn van opbouw, de nodige breedte en goede contrasten. Wat ook voor Brugge spreekt: geen overdaad aan voor de hand liggende keuzes, d.w.z. groepen en musici die men op tig andere festivals kan zien of al gezien heeft. Het bleek wel dat gevestigde namen soms minder bieden dan verwacht of gehoopt terwijl juist al beproefde groeperingen die op weg naar/met nieuw materiaal zijn de spannendste concerten leveren. Zeker een punt van aandacht voor komende edities even als het focussen op interessante, uitdagende ontwikkelingen die tot de verbeelding spreken, het publiek in beweging houden. Programmeren is pittig handwerk en een kunst. Het is haast een wonder hoe men er in Brugge in geslaagd is uit een dergelijk groot aanbod een zinnige keuze te maken en een coherente lijn neer te zetten. Bij deze editie had meer dan de helft van de groeperingen een multinationale bezetting wat een goed teken is. In die richting stevig doorpakken en naar plekken in het veld kijken waar ontwikkelingen in die geest gaande zijn, zou mooi zijn, lonen en misschien zelfs noodzakelijk.


Tekst: Henning Bolte
Foto's ©FoBo_HenningBolte

 

 




 


In case you LIKE us, please click here:




Foto © Leentje Arnouts
"WAGON JAZZ"
cycle d’interviews réalisées
par Georges Tonla Briquet




our partners:

Clemens Communications


 


Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse


Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée


Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant


Claude Loxhay
(18/02/1947 – 02/11/2023)
foto © Marie Gilon


Special thanks to our photographers:

Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte

Serge Braem
Cedric Craps
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper

Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein

Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre

Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten

Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden

Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner


and to our writers:

Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Jacques Prouvost
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst