Gent Jazz: concertdag 8 juli 2016

 

Dag 2 van Gent Jazz editie 2016 ging van start met het ideale vroeg namiddagconcert: een duo van 2 heren van stand en elk trotse bezitter van een muzikaal erfgoed dat men – als men het op papier opgelijst ziet - niet anders dan met openvallende mond kan overschouwen. In weinig verheffende tijden waarin de VS qua racistisch getint geweld plots ruim 50 jaar in de tijd lijkt teruggeworpen, was het bovendien een verademing en teken van hoop dat blanke en zwarte medemensen broederlijk en voortdurend zeer dicht naast elkaar op het podium stonden, geheel in symbiose en volledig opgaand in elkaars spel. Pat Metheny en Ron Carter brachten een set vol klassiekers – o.a. ‘My Funny Valentine’ met een vleugje Django binnengesmokkeld in het gitaarspel, en ‘I Fall In Love Too Easily’ – die steevast fraaie kleedjes kregen aangemeten en zich dan ook vlot in de oorschelpen van het al vroeg behoorlijk talrijke publiek vleiden. Geen moment voelde een van beiden de behoefte of aandrang zijn muzikale medebroeder te overtroeven, zodat dit een zeer evenwichtige set werd. Misschien toch iets te beschaafd allemaal, wegens nergens een venijnige weerhaak of een vilein randje (“muzikaal behang” hoorde ik achteraf zelfs van iemand als nogal oneerbiedig commentaar).
Voor ondergetekende niettemin het auditieve en visuele bewijs dat Metheny, die af en toe van gitaar wisselde – met één keer zelfs een dubbelinstrument waarop de snaren elkaar in alle richtingen kruisten! – en de toch een flink stuk oudere Carter in geen geval last hebben van stramme vingers en dus nog tot voorbeeld kunnen strekken van jongere generaties jazzmusici.
Hats off to you, gentlemen!

 

Het moet er maar meteen uit, en zonder schroom: dat op 8 juli De Beren Gieren op de affiche en on the main stage prijkten, was voor mij een van de (2) hoofdredenen waarom ik op vrijdag present tekende. Niet alleen mocht ik dit trio – een act die ik in de Belgische jazzscene tot de meest avontuurlijke en boeiende vind behoren – al meerdere malen live meemaken, ook ligt ‘One Mirrors Many’, hun meest recente werkstuk, steevast grijpensklaar in de buurt van de cd-speler. Toezien hoe Fulco Ottervanger (piano), Lieven Van Pee (bas) en Simon Segers (drums) grijnzend dat grote podium inpalmden alsof het hun dagelijks biotoop is, gaf al een indicatie hoe gretig de jongens stonden. Tijdens de bij momenten bijna letterlijk adembenemende set stelden deze allerminst broodjes smerende beren vooral hun jongste welpen, in flink uit de kluiten versies, voor, maar af en toe werd ook geput uit de vorige cd ‘A Raveling’ (o.a. ‘Koekjes ’s Nachts’). Naarmate het concert vorderde ging het driemanschap steeds driester tekeer en (De Zachte Jacht Op De) Volkswolf - een compositie die tot de allersterkste behoort in het repertoire – kreeg een uitvoering die je met hartkloppingen achterliet.

Eens te meer bewezen deze intussen al beruchte telgen van de berengemeenschap dat zij wat inventieve jazz betreft veel van hun soortgenoten het nakijken geven. Bovendien kunnen zij ook tot voorbeeld strekken hoe akoestische instrumenten te combineren met elektronica zonder dat het irriterend wordt en de vraag rijst of die snufjes misschien een gebrek aan muzikaal talent en/of inspiratie moeten verdoezelen. Dit optreden werd terecht met een staande ovatie uitgewuifd maar kon door de strakke timing helaas niet even worden verlengd met een bisnummer. Hoogtepunt 1 van de dag!

 

De op een na hoogste plaats op de affiche was toebedeeld aan de mij tot dan toe volstrekt onbekende Hugh Coltman, een Britse zanger die intussen blijkbaar Parijs als woonstede heeft uitverkoren. Laat ik maar eerlijk toegeven: met hedendaagse vocale jazz heb ik een moeilijke, zeg maar gespannen verhouding, en de aantredende vocalist(e) moet dus al een bijzonder timbre hebben om mij te kunnen bekoren. Gretchen Parlato, een aantal edities geleden, slaagde daar wonderwel in, de heer Coltman nauwelijks.

 

De man bracht in hoofdzaak een project vol songs van Nat ‘King’ Cole, en dus passeerden o.a. ‘Smile’ en ‘Nature Boy’ onvermijdelijk de revue. En dat zijn sowieso al songs die op de rand van de meligheid wankelen wanneer ze niet zorgvuldig afgemeten worden gebracht. Als een act op zijn best klinkt wanneer de frontman een stap achteruit zet – zie ook Terence Blanchard op 7 juli – dan is dat een veeg teken aan het festivaltentzeil. De momenten waarop Coltman zijn stembanden liet rusten en zijn Franse begeleiders ruimte gaf om hun muzikale kunde te demonstreren, waren niet onaardig. Meer nog: Thomas Naim (gitaar) en zeker Gael Rakotondrabe (piano) kon ik zeker appreciëren, maar hun soli duurden mij telkens te kort en ik heb het dus niet kunnen opbrengen de hele rit uit te zitten.

Aan het eind, teruggekeerd tot aan de rand van de tent, stelde ik wel vast dat Coltman zich intussen aan ruiger en meer bluesy nummers waagde. Zo ook aan een cover van ‘Smokestack Lightning’ van Howlin’ Wolf. Niet alleen een vermetele keuze, bovendien niet echt verstandig als je begiftigd bent met een stem met klankkleur zoals Coltman. Het is weinigen gegeven The Wolf passend te eren met een cover, en dan nog zeker blanke zangers (notoire uitzondering was uiteraard - helaas al wijlen – Captain Beefheart).
Helemaal geen memorabel concert dus voor ondergetekende en de kennismaking met Hugh Coltman zal voor mij dan ook eenmalig zijn…


Tijdens het concert van Mehldau/Scofield/Guiliana mochten geen foto's genomen worden.

Voor het slotconcert van dag 2 – meteen ook de tweede hoofdreden die mij op 8 juli naar De Bijloke had gestuwd – had programmator Bertrand Flamang zijn keuze laten vallen op het trio Brad Mehldau (keyboards), John Scofield (gitaar, bas), Mark Guiliana (drums). Eerst- en laatstgenoemde stonden enkele edities geleden al samen op deze locatie, toen onder de naam Mehliana, en hebben intussen de cd ‘Taming The Dragon’ uitgebracht. De openingsnummers van het concert konden even de indruk wekken dat vooral composities uit dat werkstuk zouden worden vertolkt, zij het in een aangepaste aankleding want nu met gitarist. Dat vermoeden bleek alras onjuist want dra klonken er ook stukken van de hand van Scofield zelf. Hoewel af en toe een ballad de set verstilde, was het tempo tijdens de hoofdmoot ervan verschroeiend èn luid, en het nijdig en snijdend scherp gitaarspel van Scofield riep bij momenten herinneringen op aan zijn periode op podia aan de zijde van Miles. Dit was een heel anders klinkende Scofield dan enkele jaren geleden op Jazz Middelheim! De gitarist schakelde ook geregeld over op elektrische bas – het instrument stond op een statief om die overstap naadloos te laten verlopen – maar de eerlijkheid gebiedt te beklemtonen dat hij in die rol echt geen muzikale potten brak of op dat instrument ook maar één tel imponeerde. Voor het leeuwendeel werden de baspartijen echter door Mehldau uit zijn Moog getoverd en die gingen zo diep dat je ze tot in het middenrif voelde. Je moet het hebben gezien om te kunnen bevatten hoe één muzikant met toch slechts 2 handen zoveel toetsenborden – soms tot 3 tezelfdertijd – kan bespelen. Synthesizers, Fender Rhodes en piano vormden als het ware de muren van een burcht van waaruit Mehldau de aan zijn voeten gelegen vlakte overheerste. Guiliana intussen, behalve op drums ook op electronics, liet er meppend, roffelend en trefzeker slaand geen twijfel over bestaan dat hij tot de absolute wereldtop behoort en kreeg naar het einde van de set volop de gelegenheid dat nog even te benadrukken tijdens een solo die ondanks de lengte over de hele lijn verbluffend bleef.
Hoogtepunt 2 van de dag die dus een rapport met veel positievere beoordeling kreeg dan de dag voordien: slechts 1 onvoldoende, 1 zeer mooi concert en 2 prachtige optredens waar – geven we met trots graag nog eens mee - ook jonge landgenoten de hand in hadden.

Tekst: Paul Godderis     
Foto's: Cees Van de Ven


In case you LIKE us, please click here:




Foto © Leentje Arnouts
"WAGON JAZZ"
cycle d’interviews réalisées
par Georges Tonla Briquet


our partners:

Clemens Communications


 


Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse


Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée


Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant


Claude Loxhay
(18/02/1947 – 02/11/2023)
foto © Marie Gilon


Special thanks to our photographers:

Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte

Serge Braem
Cedric Craps
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper

Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein

Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre

Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten

Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden

Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner


and to our writers:

Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Jacques Prouvost
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst