Een wereld van mogelijkheden tegemoet

(over Hugo De Craen)






Goede vrienden behouden in je hoofd de leeftijd die ze hadden toen je ze voor het eerst ontmoette. Tegen deze vorm van onsterfelijkheid kan het eeuwige leven niet op. Daarom blijft Hugo De Craen voor mij altijd ongeveer 40 jaar oud, grijzend lang haar (nog niet wit) in een paardenstaart. Die eerste ontmoeting was begin 1992 in de balzaal van de Vooruit, waar hij mij opzocht om kennis te maken.

Dat laatste is veelzeggend: Hugo De Craen zocht míj op om kennis te maken, niet andersom. Hugo was een referentie in de jazzwereld, vriend aan huis van talloze creatieve musici over de hele wereld, vaak de tussenpersoon die de muzikanten in contact bracht met programmatoren van kunstencentra en andere podia. Ik was ruim tien jaar jonger en net holderdebolder gekatapulteerd tot de freelance jazzcorrespondent van De Morgen (wat Hugo kortstondig ook geweest was). Ik was een snotneus zonder noemenswaardige geloofsbrieven maar voortaan mocht ik in de krant mijn mening ventileren over jazz, gewoon omdat ik in de herfst van 1991 toevallig langs de juiste openstaande deur passeerde. Iets moet Hugo’s interesse hebben gewekt, wat precies kan ik hem niet meer vragen, want Hugo is een jaar geleden overleden.

Wellicht was het onze gedeelde voorliefde voor aparte, zelfs dwarse muziek. Zo bleek dat we enkele maanden voordien – op 18 november 1991 – allebei genoten hadden van een adembenemend concert van het Rova saxofoonkwartet in het Gentse Nieuwpoorttheater. Vier man op het podium, zeven mensen in de zaal (de overige vijf mogen zich melden om herinneringen op te halen). Met wat ik nu weet, vermoed ik dat Hugo een vinger in de pap had bij de totstandkoming van dat concert. Hugo en Larry Ochs, dat waren vrienden.

Hugo bleek ook persoonlijk bevriend met andere iconen uit de jazz-avant-garde zoals Steve Lacy, Han Bennink, Roswell Rudd, Lester Bowie, Evan Parker, Fred Van Hove, Julius Hemphill, Sam Rivers, Marshall Allen, Milford Graves, William Parker, Joe McPhee en noem maar op. Het werd me snel duidelijk dat onder die iconen-vrienden één man een speciale plaats innam: de uit Chicago afkomstige saxofonist en componist Anthony Braxton. Geheel toevallig (of juist niet, dat hangt van je geloof af) deelde Hugo met Braxton ook zijn verjaardag, 4 juni.

Ook geheel toevallig (of juist niet, je kiest maar) was Braxton in de jaren 1980 mijn onorthodoxe toegangspoort tot de jazzwereld. Als student luisterde ik tijdens de blok graag naar Braxtons Composition 82, gewoon om die eenzame studieuren meer kleur en textuur te geven. Het werk uit 1978 voor vier orkesten was evengoed gedrenkt in de Europese avant-garde van Karlheinz Stockhausen en Iannis Xenakis als in de Afro-Amerikaanse creatieve tradities. In het boekje bij de driedelige elpee beloofde Braxton tegen 1985 een werk voor 100 orkesten in vier verschillende steden, verbonden met satellieten en tv-systemen. Tegen 1988 zou hij het concept interplanetair brengen en tegen 2000 intergalactisch. Daar is door praktische bezwaren niets van in huis gekomen, zo gaat dat met visionaire ideeën. Niet geschoten is altijd mis, denk ik dan.

Hugo’s bijzondere band met het universum van Braxton werd me pas echt duidelijk toen hij in 1993 onverwachts mee aanschoof bij een interview dat ik voor de krant had geregeld naar aanleiding van een duoconcert met Marilyn Crispell in de Vooruit. Boven een bord Gentse Waterzooi vertelde Braxton – bijzonder erudiet maar altijd bescheiden – honderduit over zijn voortdurende zoektocht naar creatieve ontsnappingsroutes en de lawine aan racistische en andere vooroordelen die hij altijd moest ondergaan. Die zoektocht bevond zich in 1993 op een kruispunt, net voor de stilzwijgende ontbinding van het kwartet met Marilyn, Gerry Hemingway en Mark Dresser en de lancering van de nieuwe creatieve cyclus Ghost Trance Musics.

Hugo heeft toen de waterzooi betaald en die rekening heb ik in mijn stuntelige nonchalance nooit vereffend. Dat deerde hem niet want hij deed nooit in ‘rekeningen’, hij deed in fascinaties. Met Anthony Braxton deelde hij het verlangen om de banaliteit van het alledaagse te overwinnen aan de hand van muziek, wetenschap, literatuur, filosofie en schaken.


© met dank aan Didier Wijnants


Was Hugo zelf een schaker? Er is die prachtige foto waarbij Hugo en Anthony samen hun verjaardagstaart in de vorm van een schaakbord aansnijden. Maar ik zou niet eens weten of Hugo zelf schaakte. We zagen mekaar voortdurend op concerten, we kwamen geregeld bij elkaar over de vloer, we zijn samen naar buitenlandse festivals geweest en we konden uren praten. Toch is er zo veel dat ik niet weet over hem. Ik weet niet eens welke studies hij gedaan heeft. Ik heb geen idee wat zijn werk op de universiteit inhield. Onlangs vertelde iemand me dat Hugo een enorme stripcollectie bezat, daar had ik geen flauw benul van. Zijn immense verzameling platen en cd’s en zijn persarchief heb ik eigenlijk nooit van dichtbij gezien. Ik had iets meer zicht op de boeken die hij las, al was het maar omdat een deel van de collectie in de woonkamer stond en omdat hij me nu en dan een exemplaar gaf van een werk dat hij dubbel bleek te hebben. 'The Time of Our Singing' van Richard Powers was zo’n boek, wat een openbaring. De opera die Kris Defoort daarvan maakte is in het najaar van 2021 in première gegaan. Die heeft Hugo dus niet meer kunnen meemaken.

Lag het aan mij dat er zo veel dieperliggende lagen van de mens Hugo De Craen verborgen zijn gebleven? In een e-mailconversatie middenin de pandemie vermeldde hij terloops dat hij wat boekjes over kwantumfysica aan het lezen was. Een van die boekjes was 'Quantum Mechanics, The Theoretical Minimum' van Leonard Susskind en Art Friedman, een werkje waar ik – geheel toevallig (of juist niet, je kiest maar) – op hetzelfde moment mijn tanden op aan het stukbijten was. Stevige wiskundige materie over Qubits, Kets en Poisson brackets. Hoe sterk had Hugo zich daarin verdiept? Ik had het hem na de pandemie graag nog willen vragen. Dat moment is er niet gekomen.

Hugo is twee weken na zijn 70ste verjaardag gestorven. Hij was kerngezond, zo gezond dat ik zijn 70ste verjaardag eerder zag als een upgrade dan een downgrade. Een upgrade naar versie 7.0. Helaas moet een vreemde bug hem kort daarna fataal zijn geworden. Toch hebben we twee weken geleden samen met Anthony Braxton versie 7.1 gevierd in deSingel. Hugo was bijzonder aanwezig want hij had dit prachtige programma een goed jaar geleden in elkaar gebokst. Hij had er ook de titel voor bedacht: 'Anthony Braxton’s Gambit, 50+ Years of Creative Music'. Het woord gambit verwijst natuurlijk naar de schaakterm: een opening waarbij een speler een stuk opoffert met het oog op een positioneel voordeel. Schaakspecialisten noemen gambiteren een risicovolle maar spannende onderneming. Ik verneem dat de schaakcomputers van de nieuwe generatie er zich niet mee bezig houden, zij willen alleen winnen. Maar menselijke schakers beleven er dolle pret aan. Net zoals muzikanten en luisteraars dolle pret kunnen beleven aan het uitdagend spelmateriaal dat de componist Braxton graag als openingszet meegeeft. Een mooie metafoor verdient altijd een gul applaus.


Over die avond in deSingel kan nog veel gezegd worden. Bijvoorbeeld hoe die jonge conservatoriumstudenten onder leiding van Kobe Van Cauwenberghe zich zichtbaar amuseerden met de voetzoekers van Braxton. Hugo maakte er altijd een erezaak van om kansen te geven aan jonge muzikanten en hen creatief uit te dagen. Wat was het ook fijn om te zien hoe het septet van Van Cauwenberghe creatief maar met veel toewijding omging met de spelregels van 'Ghost Trance Musics'. En hoe Braxtons eigen saxofoonkwartet nog verder de grenzen aftastte.

Dit is een wereld van mogelijkheden, niet van beperkingen. Op Hugo’s uitvaart speelde pianist en huisvriend Michiel Braam een ontroerende blues (misschien was het iets anders, maar in mijn herinnering is het een blues). Michiel voltooide zijn blues niet, hij brak hem abrupt af op de V of de IV. Zoiets doet pijn aan de oren. Een verhaal dat eindigt op een vraagteken?

Op hetzelfde moment werd een foto geprojecteerd van Hugo, op de rug geportretteerd, wegstappend op een weids strand. Hij ging een wereld van mogelijkheden tegemoet.

© Didier Wijnants, 17 juni 2022
Foto’s © Geert Vandepoele

 


In case you LIKE us, please click here:




Foto © Leentje Arnouts
"WAGON JAZZ"
cycle d’interviews réalisées
par Georges Tonla Briquet


our partners:

Clemens Communications


 


Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse


Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée


Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant


Claude Loxhay
(18/02/1947 – 02/11/2023)
foto © Marie Gilon


Special thanks to our photographers:

Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte

Serge Braem
Cedric Craps
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper

Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein

Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre

Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten

Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden

Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner


and to our writers:

Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Jacques Prouvost
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst