Stéphane Mercier « Calling Paul Desmond »







Twee formules voor één eerbetoon, aan de grote Amerikaanse saxofonist Paul Desmond. Hier is de uitleg van de auteur.


Stéphane, je hebt al enige tijd een zeer sterke Engelse band. Kun je de oorsprong hiervan nader toelichten ?

De Engelse markt staat erg los van ons, net als de Duitse markt, en dat is jammer want er zijn zulke interessante muzikanten. Mijn band met Engelse muzikanten ontstond via Darren Beckett met wie ik al in België heb gespeeld, op het Dinant Festival, ik speel al 25 jaar met hem. We hebben elkaar ontmoet in New York tijdens een jamsessie in de New School, hij was een vriend van vrienden. Vandaar ook de connecties met Matt Penman, Kurt Rosenwinkel, Aaron Parks, het was in die tijd een stel jonge en veelbelovende muzikanten.

We kwamen elkaar tegen, we speelden samen in verschillende bands. En toen had ik een drummer nodig voor een Belgisch sextet met Laurent Blondiau en Bart Defoort, en natuurlijk vroeg ik Darren mee, hij moet tweeëntwintig zijn geweest. Hij had een carrière in New York en was nog niet zo lang geleden naar Engeland teruggekeerd, en aangezien hij een van mijn beste vrienden was geworden, maakten we van de gelegenheid gebruik om wat Europese connecties te leggen.

Hij was de eerste die me vertelde over Jason Rebello, die ik met de Jazzstation Big Band uitnodigde voor een concert op het Brosella festival. Covid stelde ons in staat om op afstand op te nemen met andere Engelse muzikanten. Door in Engeland een album te maken met de Engelse kornettist Damon Brown, ontmoette ik muzikanten die een band met Europa wilden hebben. Ik ben nu aan mijn derde tournee in Ierland bezig. We hebben net een opname afgerond met het Ierse trio en mijn band 'Quantum Stereo' in kwartet met Jason Rebello en Nic Thys staat deze zomer in Dinant.


Je hebt net een eerbetoon aan Paul Desmond uitgebracht met een dubbel kwartet, het ene met piano, het andere met gitaar…

Dave Brubeck is nog steeds erg controversieel in de jazzwereld. Toen ik in de States was, hadden veel muzikanten kritiek op zijn spel omdat hij erg ritmisch speelde, bonkend op zijn piano, frasen spelend die niet echt uit de jazz kwamen, hij werd minder gerespecteerd.

Ik luisterde onlangs op Youtube naar een interview van Charlie Parker door Paul Desmond op de radio in Boston, en Parker sprak zeer lovend over Brubeck en Desmond. Het grote genie van de twintigste eeuw liet zich lovend uit over Brubeck ! Maar het is waar dat we van Desmond houden met Jim Hall. Dus ik wilde ook dat deel van Paul Desmond's muziek met Jim Hall op de plaat, omdat ze een eerbetoon is aan Desmond en niet aan Brubeck.

Het album opent met de signature tune van het kwartet "Take Five", een beetje een booby trap om met deze hit te beginnen, maar je geeft het een kleur waarbij de pianist een beetje speelt als McCoy Tyner…

Ja, het is een beetje alsof je gevraagd wordt om een tribute te brengen aan "Kind of blue" en dat ze willen dat je dezelfde intro doet op "So What", dit kan niet. Jean Kluger, de producer, had het idee om te openen met "Take Five", ik vond dat goed omdat mensen die Desmond leuk vinden "Take Five" willen horen, dus kon ik het net zo goed aan het begin zetten ! Het was psychologisch zwaar, maar ik denk dat ik mij er goed doorheen geslagen heb. Ik weet niet waarom ik op dat moment "My Favorite Things" in mijn hoofd had, maar toch is het in 5/4, het is geen wals, en gelukkig was het niet in 3/4 want dan gaat het weg van "My Favorite Things", anders had ik hetzelfde ritme gehad, maar hier is er een twist waardoor het goed gaat. Dus ik ging er meteen tegenaan en zei: "Denk McCoy Tyner, denk Elvin Jones, denk Jimmy Garrisson, want we wilden niet klinken als het Dave Brubeck Quartet". Aan de andere kant stond ik voor andere stukken dichter bij Brubecks kwartet, en Desmonds manier van spelen omdat ik dacht dat deze stukken niets anders nodig hadden, omdat ze ook minder vaak werden opgenomen.

Je opent en sluit het album met twee van Paul Desmonds bekendste nummers: "Take Five" en "Late Lament"...

Ik ontdekte nummers die ik niet kende: "Desmond Blues" is prachtig, het is een universum, een gedicht op zich, puur Desmond... er is zelfs een album van hem dat "Pure Desmond" heet met een Canadese gitarist, het is prachtig.


Bij 11/4 bleef je in bepaalde metrieke systemen…

Hij schreef maar één nummer in 11, met een studioversie en een live-versie. En het is grappig want op de live versie hoor je Dave Brubeck zeggen "Ik ga hier niet op improviseren, dat kan ik niet, dat is de specialiteit van Paul". Wat Brubeck en Desmond gemeen hebben is het plezier om bepaalde metrieke systemen te verkennen en niet zoals iedereen in 4/4 en 3/4 te spelen.

Nu, het is in de mode sinds Brad Mehldau bekende stukken nam en ze in 7 zette. Daarna begon iedereen het te doen, maar hier hebben we het over de late jaren 50, vroege jaren 60, ze waren ver op hun tijd vooruit. Het komt door zijn reizen en zijn militaire dienst, vooral in Turkije waar hij vreemde muziek ontdekte, het is een beetje wereldmuziek.

De licht swingende Latino stijl van 'The Girl From 9th Street' past goed bij je…

Ja, natuurlijk. Het is ook een beetje mijn tienerliefde voor Stan Getz. En dan zijn er nog mijn broer en vader die altijd gek geweest zijn op Brazilië. Ik ben thuis opgegroeid met bossanova ritmes.

« Pour Paul » is een eigen compositie...

Ja, ik schreef het in 7 met een 4/4 brug. Ik bracht een beetje Eddy Harris in van het “Hand Jive” album met John Scofield. Er zit wat Coltrane, wat Eddy Harris in dat album, maar het idee was niet om een album te maken dat Paul Desmond imiteert. Ik heb nooit een album willen maken dat klonk als Desmond, behalve bepaalde tracks, want die waren natuurlijk onweerstaanbaar... Hij was iemand die hield van economie van noten, maar ook van volume, hij hield ervan om zo weinig mogelijk te spelen met zo weinig mogelijk noten, wat het tegenovergestelde is van wat de meeste saxofonisten doen, en toch is hij een van de beroemdste saxofonisten. Dit is het bewijs dat als je een stem hebt in de jazz, je zoveel mogelijk jezelf moet zijn. Uiteraard maak ik een tribute-album door te putten uit de invloeden van anderen: de vraag is: ben ik mezelf ? Ik ben de som van die invloeden en die moet je accepteren. Wie ik ben, wat ik wil zeggen, dat zijn de stadia die je als muzikant moet doorlopen.

Je brengt ook producties uit op een eigen label…

Er is het feit dat labels niet veel meer te bieden hebben, cd's verkopen niet meer, zelfs de majors nemen niet veel risico's buiten de bekende namen. Ik heb te veel spullen in de kast staan en ik kan niet een jaar of twee wachten tot een label de plaat uitbrengt.

Ik ben net begonnen met het label en ik weet al wat er het komende jaar gaat gebeuren. Er is ook het feit dat ik muziek maak die te anders is om gemakkelijk door een label geaccepteerd te worden, daarom heb ik albums gemaakt op verschillende labels. Vroeger zei ik tegen mezelf dat ik nooit aan zelfproductie zou doen, want als mijn muziek een label niet interesseert, is dat omdat het niet veelbelovend is, omdat het niet klaar is. Maar de situatie in 2023 heeft niets te maken met het begin van mijn loopbaan. Op lange termijn zal het voor mij een win-win situatie zijn omdat het een catalogus wordt, en dan kan je na een paar jaar ook subsidies krijgen in België. Ik wil ook graag vrienden producen, om hen te helpen want België heeft een kleine markt met veel talent, ik wil ook graag mijn bijdrage aan de gemeenschap leveren. Nu zal het uitbrengen van een Paul Desmond album in Europa niet veel labels hier interesseren. Ze zoeken dingen die rendabel zijn in termen van royalty's, in termen van creatie, wat ik normaal vind. Het is met dit Paul Desmond album dat we tegen onszelf zegden dat het de kans was om het label te beginnen.

Je zegt zelf dat de cd niet meer verkoopt...

Een album is gemakkelijk uit te brengen, maar of we cd's gaan persen, bekijken we geval per geval. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de muziek bestaat. We waren zo productief tijdens Covid dat we de vlam gaande moeten houden, anders moeten we van baan veranderen. Na de tweede wereldoorlog werden de studio's in de Verenigde Staten gesloten, daarom zijn de eerste bebopopnamen van slechte kwaliteit. Sommige muzikanten hielden de vlam gaande en produceerden zelf.

Het is nogal ambitieus en moedig om het avontuur van een label aan te gaan…

Het is geen kwestie van moed. Het zou dom zijn om die kans niet te grijpen. Het is een beetje zoals toen ik naar de Verenigde Staten ging, ik dacht dat het dom zou zijn om niet te gaan zelfs al was ik een beetje bang. Het zou zonde zijn om het niet te doen. Het is als met de big band: niemand was klaar om het over te nemen na Michel Paré : het was geen kwestie van moed, maar het moest gebeuren, de handen uit de mouwen steken. Ik klaag niet, we hebben een waanzinnige kans, dat heb ik van mijn vader.


In dit verband presenteer je in juli op Dinant Jazz een origineel programma met je vader en Philippe Decocq…

Het zijn jazz en pop covers gearrangeerd voor het kerkorgel, plus een paar originele stukken. Ik kreeg de kans om in de kerk te spelen met Charles Loos die Steve Houben verving en dat was magisch. Er is een album van het project dat je kunt beluisteren op Spotify genaamd "Churchify". We besloten er een show van te maken, op dezelfde manier als we "La Boîte de Jazz" met mijn vader al hadden gedaan. Mijn vader, die geïnteresseerd is in de schepping van de wereld, vond nieuwe vertalingen van oude teksten van Genesis, van de schepping van de wereld. We vonden het interessant om een muziek die niet voor de kerk is gemaakt te mengen met een tekst die in haar context staat, maar met een visie buiten diezelfde context.

Tekst © Jean-Pierre Goffin (vrije vertaling: Jos Demol)  -  foto’s © Frédéric Raevens
Een samenwerking Jazz’halo / JazzMania



Lees hier de recensie


In case you LIKE us, please click here:




Foto © Leentje Arnouts
"WAGON JAZZ"
cycle d’interviews réalisées
par Georges Tonla Briquet




our partners:

Clemens Communications


 


Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse


Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée


Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant


Claude Loxhay
(18/02/1947 – 02/11/2023)
foto © Marie Gilon


Special thanks to our photographers:

Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte

Serge Braem
Cedric Craps
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper

Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein

Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre

Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten

Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden

Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner


and to our writers:

Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Jacques Prouvost
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst