Jazzkaar Festival (Estland), 20-29 april 2018 – Deel 2

Een gesprek met Jaak Sooäär over koorzang, Han Bennink, de proloog van het ECM-verhaal en Charles Lloyd in de Sovjetunie.



© Rene Jakobson


Gitarist en componist Jaak Sooäär (1972) moet zowat “the hardest working musician” in Estland zijn. Bovendien is hij een vlot verteller die de hele jazzgeschiedenis van zijn land tot in de details kent.

Voor zijn volledig cv verwijzen we naar de website (www.jazz.ee/en/artist/jaak-sooaar/). We houden het hier bij de vermelding dat hij werkte met o.a. Raoul Björkenheim, Mikko Innanen, Han Bennink, Dave Liebman en Tony Allen. In 2004 richtte hij de Estonian Jazz Union op en zopas bracht hij een nieuwe cd uit met het Tormis Quartet met daarop uitsluitend composities van de Estse componist Veljo Tormis


Tormis Quartet © Herkki Erich Merila

Laten we beginnen bij de samenwerking tussen het Estonian Philharmonic Chamber Choir en het Tormis Quartet waarvan de première hier plaats had tijdens het Jazzkaar Festival. Hoe ontstond dit idee?

Bij dit project draait alles rond het oeuvre van Veljo Tormis. We kunnen gerust stellen dat hij een van de belangrijkste componisten is uit de tweede helft van de 20e eeuw. Hij gebruikte oude volksliederen om die te verwerken in zijn hedendaagse composities voor koorzang. De man had een heel open geest. Zijn voornaamste betrachting was niet alleen het bewaren van de oude traditionele liederen maar deze ook levendig houden. Niet evident want elke streek en zelfs bijna elk dorp had zijn eigen tradities, gewoonweg omdat de afstanden zo groot waren. Het betekende ook dat de invloeden van buiten uit heel dikwijls niet doordrongen waardoor de authenticiteit bewaard bleef. Zo kunnen we zeggen dat Estland een van de rijkste liedertradities bezit.

Er was echter een periode dat dit hele erfgoed in de vergetelheid geraakte en bijna verloren ging. Tot Tormis archieven vond waarin al dit materiaal geklasseerd zat. Daarmee ging hij aan de slag. De manier waarop Tormis de dikwijls eenvoudige liederen toch een spanningsboog wist mee te geven zonder het origineel te verloochenen, getuigde van zijn meesterlijk inzicht als componist. Hij gebruikte hiervoor geen westerse harmonieën of structuren maar had zijn eigen stijl. Op die manier vormde hij het beste reclamebord voor die oude tradities.

Het toenmalige Sovjetregime zag de heropleving van die nationale liederen natuurlijk niet zitten. Uit die hoek kreeg hij heel wat tegenwind. Velen verklaarden hem voor gek maar hij hield voet bij stuk. En hij kreeg gelijk. Jongeren gingen zich eveneens meer en meer interesseren voor dat erfgoed. Een van de beste voorbeelden is de folkmetal groep Metsatöll die een plaat opnam met volksliederen maar getransponeerd naar hun wereld. Tormis vond dat fantastisch. Hoe extremer en hoe gekker, hoe beter voor hem. Zo was hij tevens een grote fan van Han Bennink.

Toen hij 85 werd, vroeg Anne Erm, artistiek directeur van Jazzkaar, of ik geen zin had om een speciaal programma uit te werken rond zijn oeuvre. Ze wist dat ik met hem al verschillende keren gepraat had over een dergelijk idee. Haast automatisch kwam ik terecht bij Kadri Voorand (Estonian Voices) die thuis opgroeide met volksmuziek en zelf vanaf prille leeftijd in koren zong. Zij is eveneens sterk vertrouwd met zijn repertoire. Vervolgens betrokken we er zangeres Liisi Koikson en gitarist Paul bij en zo ontstond Tormis Quartet. Het eerste optreden bleek zo succesvol dat er een opname volgde. Die cd komt nu dit jaar officieel uit onder de titel ‘Tormisele’.

Toen Tormis begin 2017 overleed, wilde Anne Erme nog een grootser project als eerbetoon. We benaderden het Estonian Philharmonic Chamber Choir, een van de lievelingsensembles van de componist. Ze werkten veel samen en hij schreef verschillende stukken speciaal voor hen. Dit koor won trouwens een aantal Grammy’s. Een kwartet van twee gitaristen en twee zangeressen combineren met een internationaal gereputeerd koor, was een grote uitdaging want dat had nog niemand gedaan voordien. Ik denk echter dat we mogen zeggen dat we slaagden in onze opdracht gezien de reacties van het publiek enkele dagen geleden.


© Sven Tupits

Hoe maak je de keuze voor de talrijke andere groepen waar je mee samenwerkt?

Als gitarist krijg je niet zoveel opdrachten als sideman. Je moet dus zelf heel inventief zijn (lacht). Gelukkig heb ik een brede interesse voor de meest uiteenlopende stijlen en genres. In Estland hebben we naast de folktraditie vooral ook een klassieke achtergrond, zeker de mensen van mijn generatie die opgroeiden onder het Sovjetregime. Een jazzopleiding bestond niet. Wil je overleven als professioneel muzikant, dan moet je sowieso heel flexibel zijn. Op die manier beland je van het ene in het andere project. Niet echt slim als je expliciet gecatalogeerd wil worden maar ik leid op die manier wel een interessant leven.


Jazz!Brugge 2014 © Roberto Dominguez

Een van die interessante ontmoetingen was waarschijnlijk deze met Han Bennink. Jullie maakten trouwens ook samen een cd, ‘Beach Party’.

We deden tevens een aantal tournees. Hij is een van mijn helden, vooral door zijn niet te stillen honger naar steeds nieuwe dingen. Velen beschouwen hem wat onterecht als een avant-gardist. De man swingt in alles wat hij doet! De ideale manier om te communiceren op een podium.

Hoe was de verhouding tussen improvisatie en compositie voor de nummers op ‘Beach Party’?

Han Bennink kent al de tunes maar hij houdt er vooral van om op een speelse manier te improviseren. Er waren dus geen afspraken, ook al had ik heel wat voorbereidend werk gedaan. Hij is ook een grote fan van Monk en kent diens werk zeer grondig. Vorig jaar brachten we hier in Tallinn een speciaal programma rond Monk.


Jazz!Brugge 2014 © Roberto Dominguez

Heel wat anders is je opname ‘To The Other Side’, een duoplaat met Tuule Kann. Hier horen we Jaak Sooäär de folkie aan het werk.

Een van de voornaamste en meest populaire traditionele instrumenten in Estonia is de kannel, een snaarinstrument dat je kan vergelijken met de zither of de harp. Indertijd was er een zeer populair snarenkwintet met twee gitaren, twee kannels en een bas. Een van de kannel-spelers was Tuule Kann met wie ik een duo vorm en die cd opnam. Momenteel hebben we het beiden heel druk met andere projecten maar als de gelegenheid er komt, doen we zeker voort. Het is gewoon een kwestie van prioriteiten.

Met de groep Heavy Beauty lijkt het dan weer dat je de heavy metalrocker in Jaak Sooäär loslaat. Het klinkt als Elliott Sharp die te gast is bij Red Hot Chili Peppers met daarbij nog een knipoog naar Mostly Other People Do The Killing.

Heavy Beauty is vooral gebaseerd op de sound van Liudas Mockunas zijn bassaxofoon. We jamden een aantal keer samen. Hieruit ontstond uiteindelijk dit kwartet. Alhoewel er een rockdrive achter zit, improviseren we heel wat. Drummer Andrus Lillepa en bassist Henno Kelp zijn daar eveneens sterk in. Ik hou ervan muzikanten met verschillende achtergronden samen te brengen en naar een gemeenschappelijke basis te zoeken om van daaruit verder te werken. Op die manier kan je tot een boeiend gegeven komen. Het is triestig wanneer je na vier maten al weet hoe de rest gaat klinken.


© Sven Tupits

Het hele Jazzkaar Festival rust ook op dat gegeven, een kleurrijke mix van stijlen en genres zonder strikt afgelijnde vakjes.

Dat was van in het begin zo. Estonia is een klein land. Je kan je niet beperken tot een enkel genre, dan heb je geen publiek en kan je financieel niet overleven. We werken er ook aan om een zo jong mogelijk publiek te bereiken. Daarom is het belangrijk dat je jazz aanbiedt in de juiste omstandigheden. Wie als organisator de vergrijzing van het publiek niet tegengaat, staat sowieso op een bepaald moment voor een probleem.

Het ontstaan van Jazzkaar is trouwens een zeer exotisch verhaal. Zoals overal in Europa maakten we in Estonia kennis met jazz in de jaren twintig van de vorige eeuw. Vooral de haven speelde daarbij een belangrijke rol. Tot na de Tweede Wereldoorlog was jazz cool maar toen begon de Koude Oorlog en was het sprookje uit. Jazz was niet meer politiek correct. De ene dag speelde je vrijuit saxofoon, de volgende dag was dat landverraad. Gelukkig werden hier geen jazzmuzikanten naar de gevangenis gestuurd zoals dat gebeurde in de Sovjetunie. Na Stalin werd het opnieuw allemaal wat losser en kwam er eind jaren vijftig een jazzfestival in Tallinn. Het groeide uit tot een van de grootste jazzevenementen in de Sovjetunie met muzikanten die zelfs uit het buitenland kwamen. Aanvankelijk was dat uit Finland en Zweden, wat al heel revolutionair was. Toch bleef de culturele regel dat kunst een socialistische inhoud moest hebben, verpakt in de lokale traditie. Maar aangezien er zoveel volkeren waren, leidde dit tot een heus patchwork. Jazzmuzikanten grepen dit excuus aan om volop te experimenteren met volksmuziek. Noem dit gerust de proloog van de Scandinavische jazz en het hele ECM-verhaal.

In mei 1967 kwam Charles Lloyd dan naar Tallinn met Keith Jarrett, Jack DeJohnette en Ron McClure. Ze kregen een visum maar geen werkvergunning. De eerste drie dagen van het festival hingen ze hier rond en speelden basket met lokale jongeren. Tot er de derde dag in The New York Times een artikel verscheen waarin stond dat zwarte muzikanten niet mochten spelen in de Sovjetunie. De onmiddellijke reactie van Moskou was een telefoontje met het bericht dat ze Charles Lloyd en zijn groep ’s anderdaags meteen een podium moesten geven. Ze kregen twintig minuten om te spelen maar manager George Avakian rook een goed verhaal en dacht al meteen aan een opname. De groep ging veertig minuten door gevolgd door twintig minuten applaus. Een bisnummer zat er helaas niet in want het drumstel was al weggehaald. Wel kwam de plaat nadien uit onder de titel ‘Charles Loyd in The Sovjet Union’.

Nodeloos te zeggen dat alle verantwoordelijken voor het festival ontslagen werden. Dat was het voorlopige einde van jazzfestivals in Tallinn. Tot begin jaren tachtig studenten van de muziekacademie vroegen of ze een eigen kleinschalig evenement mochten organiseren. Ze kregen de toelating en het werd meteen een groot succes. Tot zover in een notendop jazz onder het Sovjetregime.

En dan kwam Anne Erm die begin jaren negentig Jazzkaar uit de grond stampte. Een grote uitdaging want we waren nog maar net onafhankelijk en er was geen geld. Structuren waren totaal onbestaande. Maar het festival was meteen een schot in de roos. Ze had echt geen idee van wat ze in gang zette. De connotatie van jazz als muziek van de vrijheid speelde daarbij een niet onbelangrijke rol. Wanneer je terugkijkt op die geschiedenis lijken de huidige tijden heel saai (lacht). Nu moet je gewoon een goed programma in elkaar steken en tickets verkopen. Vroeger was dat wel anders.


© Kaupo Kikkas

Zelf was je in 2004 oprichter van de Estonian Jazz Union

Die organisatie kwam er om jazzmuzikanten op alle manieren te promoten. We werken ondertussen nauw samen met Jazzkaar en zetten ons sterk in voor de jeugd en de internationalisering van jazz uit Estland. Een van onze eerste streefdoelen indertijd was het organiseren van concerten op regelmatige basis. Dat was toen nog totaal onbestaande. In Tallinn begon het allemaal in Theater NO99. Nog zo een surrealistisch gegeven want de ene helft van het gebouw behoort toe aan het Ministerie van Landsverdediging en in de andere helft huist een avant-garde theatergezelschap. Ons eerste concert lieten we doorgaan in de cafetaria want we wilden geen half lege zaal. Er daagden echter zo een driehonderd jongeren op. Er was dus duidelijk nood aan dergelijke evenementen. Ondertussen zijn er zo een 170 concerten per jaar verspreid over negen steden in Estland. In het begin deed ik alles alleen maar dat werd een onmogelijke opdracht. De dag van vandaag gaat het succesverhaal verder, zij het nu in samenwerking met verschillende partners.

© Georges Tonla Briquet & Marleen Arnouts

Informatie:

www.jazz.ee
www.jazz.ee/en/artist/jaak-sooaar/


In case you LIKE us, please click here:




Foto © Leentje Arnouts
"WAGON JAZZ"
cycle d’interviews réalisées
par Georges Tonla Briquet


our partners:

Clemens Communications


 


Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse


Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée


Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant


Claude Loxhay
(18/02/1947 – 02/11/2023)
foto © Marie Gilon


Special thanks to our photographers:

Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte

Serge Braem
Cedric Craps
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper

Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein

Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre

Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten

Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden

Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner


and to our writers:

Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Jacques Prouvost
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst