Een gesprek met pianist Sebastiaan van Bavel, Young VIP ‘18

Pianist Sebastiaan van Bavel en saxofoniste Kika Sprangers zijn door de VIP stichting uitgekozen tot young Vips 2018. Zij treden daarmee in de voetsporen van o.a. Martin Fondse, Izaline Calister, Harmen Fraanje, Reinier Baas en Kapok.

Jazz’ halo gaat bij beiden langs. Van Bavel is op het moment van het interview net terug in zijn eengezinswoning in Haarlem-oost. Hij heeft de avond ervoor met zijn kwintet gerepeteerd in Tilburg en heeft geen tijd gehad om koffie in huis te halen. De verslaggever staat voor de deur met een pak koffie en een zakje met koekjes. Zodra de koffie is ingeschonken steekt de interviewer van wal.


Sebastiaan van Bavel en Kika Sprangers © Karen van Gilst


Je bent uitgekozen tot young VIP 2018. Hoe krijg je dat voor elkaar?


Van Bavel: Ik ben gebeld met de vraag of ik het wilde doen. De VIP stichting bestaat uit de programmeurs van de grote podia. De meeste van die mensen had ik wel eens gesproken en ik heb ook regelmatig op betreffende podia gespeeld. Ik heb begrepen dat mijn naam al langer rondgonsde, maar er is van mijn kant geen sprake van een vooropgezet plan, behalve dan dat ik consequent bezig ben met spelen, werken en platen maken. Natuurlijk scheelt het ook dat ik in 2014 de Edison-prijs heb gewonnen. De programmeurs waren vanaf dat moment al getriggerd en inmiddels zie je dat ook het gewone publiek in mij geïnteresseerd is geraakt. De programmeurs merken dat ik een fanbasis heb en dat is belangrijk en deze exposure is nodig om een basis op te bouwen.

Het is een garantie dat je volle zalen trekt.

VB: Precies. Ik neem het de programmeurs niet kwalijk, voor podia ben je alleen interessant als je publicitair gezien interessant genoeg bent. Kun je als artiest voldoende mensen trekken?

Je haalt gigs binnen omdat je elders hebt gespeeld, maar je hebt natuurlijk ook je netwerk.

VB: Ik kom oorspronkelijk uit de buurt van Rotterdam. Ik ken daar veel mensen. Ik heb twee jaar aan Codarts gestudeerd en een jaar als contractstudent en mijn ouders hebben daar hun netwerk. Maar ik ben heel slecht in social media. Ik veracht het. Als ik in Rotterdam speel benader ik die mensen persoonlijk. Dat komt dan allemaal vanuit mij. Als het gaat om het regelen van concerten en boekingen, dan is het de grote truc om mensen die je persoonlijk kent te bellen.

Persoonlijk contact dus.

VB: Precies. Naar de podia toe. En ten tweede is het van belang om zoveel mogelijk publiciteit rondom jouw persoon te genereren. Zo vertelde Bart Suèr, de manager van Benjamin Herman me, dat toen Benjamin verkozen werd tot best geklede man, zijn albumverkoop omhoog schoot. Zoiets draagt publicitair gezien veel meer bij, dan wat hij kan doen op muzikaal gebied.


© Donata van de Ven

Te gek voor woorden.

VB: Je moet iets authentieks vinden en daar moet je dan op inzetten. Wat er nu op social media gebeurt: “we spelen daar en we doen dit en dat..”, dat is leuk, maar dat doet iedereen al.

En dan heb je ook nog zoiets als imago.

VB: Absoluut. Suèr vertelde me ook dat er voor elk genre wel een publiek bestaat. Het is de uitdaging om ervoor te zorgen dat de mensen jou kunnen vinden. Een pianist die ik erg bewonder, Tigran Hamarsyan, die zegt niets tijdens het spelen. Hij is niet communicatief, maar hij heeft zo’n sterk muzikaal plaatje, de foto’s, hij heeft een heel sterk verhaal en dan kunnen ze van iemand die nul verkoopskills etc heeft, iemand die alleen maar met muziek bezig is, een authentiek plaatje maken.

Een sterk image en goede PR maken dus dat men de muziek ook interessant vindt.

VB: Inderdaad, er wordt nooit enkel vanuit commercie gedacht. Het begint met het muzikale verhaal. Wat wordt er in je kop geboren? En dan kijken we wel wat er bij past. En dat verkopen we dan. Dat is volgens mij een betere aanpak dan: “We moeten zoveel mogelijk mensen bereiken, dus we moeten het maar niet al te ingewikkeld maken. We gaan een commercieel doel stellen en dan kijken we wel of het muzikaal gezien acceptabel is."

Je hebt als muzikant uiteraard wel een idee welke kant je uit wil met je muziek. En nu sta je met je kwintet plotseling op meer dan een dozijn podia.

VB: Het komt zelden voor dat ik zoveel concerten achter elkaar speel in zo’n korte periode met dezelfde mensen! Je kunt dan ook dieper gaan en muzikaal gezien meer bereiken. Het materiaal dat ik heb geschreven geeft ook de ruimte om het iedere keer weer anders in te kleuren. Ieder concert is educatie. Daar kijk ik naar uit. Ik ben benieuwd hoe het zich uiteindelijk ontwikkelt.


Sebastiaan van Bavel Trio & Jasper Blom & Vera Naus © Felipe Pipi


Je staat op het podium met het van Bavel Trio, aangevuld met saxofonist Jasper Blom en vocaliste Vera Naus, het kwintet waarmee je je album Cosmic Dance hebt opgenomen. Kun je me iets vertellen over het album?


VB: In deze plaat zitten alle dingen die ik afgelopen jaren heb opgedaan tijdens mijn studie, en die had vooral betrekking op klassieke muziek, jazz en Indiase muziek. Van alle drie zit er wat in. Klassiek vooral de vorm, harmonie. Jazz bracht mij de improvisatie en de swing en Indiase muziek is vooral de maatsoort en daar zitten ook bepaalde ritmische constructies in. De raga’s, een soort toonladders. Ik ben niet heel behendig in Indiase muziek. Klassieke muziek beheers ik beter en jazz het sterkst, maar het idee van Cosmic Dance was dat we alles wilden fuseren tot een overkoepelend ding.

De vormen zijn afkomstig uit de klassieke muziek, je hebt de ouverture (een vrije vorm die in de loop der tijd op allerlei manieren is ingevuld), het volgende stuk is een rondo (A-B-A-C-A) - een vorm die vaak wordt gebruikt als derde deel van de klassieke symfonie - daarna heb je een liedvorm (A - B - A), en dan heb je een Passacaglia (barokvorm) en we eindigen - niet klassiek - met een open compositie. De solo hangt altijd samen met het thema. Dat thema is doorontwikkeld op een gegeven en dat moet zich in de solo verder ontwikkelen.

(Van Bavel lacht)

Het is dus eigenlijk niet te doen.

Het is lastig uit te leggen en dan moet je het ook nog in praktijk brengen!

VB: Dat klopt. Maar luister maar eens naar Brad Mehldau. Hij neemt de tijd voor een thema, een motiefje, en daar gaat hij mee variëren. Dat doen wij ook, maar dan op een grotere, gecomponeerde, schaal. Mehldau gaat uit van een kortere vorm, en daar neemt hij een blokje van en nu heb je vorm met meerdere delen daarin en dan kun je kiezen welk blokje je wil. Je bent vrij om te verbinden en connecties te maken, maar je bent wel gebonden aan bepaalde regels en voorwaarden. Je moet jezelf op een bepaalde manier limiteren en omdat je jezelf limiteert kun je ook interessante dingen ontdekken. Het midden verhoudt zich tot het begin en tot het eind. Het moet een overkoepelend ding zijn en dat is in jazz. De grenzen verschillen per concert. Elke keer spelen we anders en bepalen we opnieuw de condities. In mijn kunnen is dit wat mij betreft de max.

En daar ga je dan de VIP-tour mee doen. Dat lijkt me best lastig.

VB: Klopt, ik ben er natuurlijk zelf extreem mee bezig en ik hoop dat de luisteraar dat als minder belastend ervaart. Ik leg mezelf allerlei dingen op en ik ben ervan overtuigd dat hoe meer je jezelf iets oplegt, hoe groter de creativiteit kan zijn.

Maar dan heb je eindelijk dat moment bereikt van: ‘ja, dit is het’ en dan heb je jezelf al weer gedwongen om dat af te breken. Vind je dat niet vervelend?

VB: Ja, ik studeer op het materiaal, maar als ik speel dan laat ik alles gaan en dan kijk ik wat er gebeurt. Als ik vlieg merk ik vanzelf dat ik dat doe. Het is elke keer weer anders. De thematische lijnen liggen vast, maar de pianopartijen heb ik niet opgeschreven. Voor zowel mij als voor Jasper Blom is er vrijheid.

Op de cd klinkt het alsof het zo geschreven is.

VB: Dank je. Ik vind het mooi dat als je iets speelt, dat het complementeert! Dat je het elke keer toch weer op een andere manier kunt doen. Dat is de kunst. De improvisatie klinkt alsof er toch een bepaalde logica in zit. De reden dat ik Coltrane heb genomen is dat hij al jarenlang een idool voor me is. Omdat hij precies die drie dingen probeerde te fuseren. Coltrane is bij Ravi Shankar langs geweest en hij hield ook van klassieke muziek. Hij bestudeerde symfonieën om daar melodisch en harmonisch materiaal uit te halen. En hij is natuurlijk geworteld in de jazz. Dus als iemand het geprobeerd heeft op die manier, waarom zou ik hem dan niet als uitgangspunt nemen? De hele A Love Supreme zit in mijn album, maar dan in een andere maatsoort en toonsoort. In elk onderdeel vind je verwijzingen naar dat stuk. Ik heb er blokjes uit genomen en er een eigen thema uit geconstrueerd. Er is altijd een uitwisseling tussen dat thema van Coltrane en dat van mij.

Hoe ontstaat zoiets?

VB: Dat is magisch. Daar heb ik niet bewust over nagedacht. Dat ontstaat allemaal in de studio. Ik heb van die schrijfuitbarstingen en dan schrijf ik zo’n Creation helemaal op en dan probeer ik het na te spelen en dan klopt het niet wat ik speel. Dan ga ik zoeken naar wat ik hoor en wat er geproduceerd wordt op de piano en dan noteer ik het gewoon en dan…

Is dat het ook...

VB: Ja, hoewel ik later toch weer wijzigingen heb aangebracht na het uitbrengen van de cd, kleine aanpassingen. Als ik dingen opschrijf, dan is dat wat ik dacht dat het moet zijn. En dan heb ik nog wel dat ik als een klassiek muzikant denk. “Alsof je ergens van afspringt”, dat zijn termen die mijn leraar gebruikte: “stel je voor: je loopt in een bos…”, “dit is een mannelijk thema!”, altijd metaforen. Ik probeer er in die partijen altijd iets bij te schrijven zoals: “weemoedig” of: “Rachmaninov”.

Dat zijn dan wel heel persoonlijke aanwijzingen waar je kwintetleden waarschijnlijk niet mee uit de voeten kunnen.

VB: Dan probeer ik heel erg als een dirigent te sturen. Als het op improviseren aankomt kan ik ze niet verplichten op een bepaalde manier te spelen, want dan dood je de creativiteit. Je moet wel iemand in zijn waarde laten om te spelen.

Maar hoe bereik je het dan wel?

VB: In sommige gevallen geef ik ter plekke aanwijzingen, bij een ingewikkelde maatsoort bijvoorbeeld. Bij thema’s die wat vager zijn, probeer ik het te sturen met mijn spel en dan hoop ik dat ze aandachtig luisteren. En dat doen ze. Er wordt heel snel gereageerd.

Je speelt met twee contrabassisten: Alessandro Fongaro en Maciej Domaradzki. Ieder heeft een eigen stijl. Hoe regel je dat? Hoe verhoudt hun stijl zich tot jouw composities?

VB: Maciej speelt as written en duidelijk omlijnd, bij Alessandro krijg je meer creatieve uitbarstingen. Dan lever je in op een bepaald soort steadiness. Maar voor deze complexe muziek weet ik zeker dat Alessandro alleen gaat spelen wat er staat. We spelen met het nieuwe trio met Alessandro erin enorm vrij. Als we dan mijn muziek spelen of standards, dan kan het overal heen gaan, dat is fantastisch, maar dan ben je comfortabel met de muziek die je dan speelt. Met deze muziek kun je dat wel doen, maar dan moet je er wel boven staan en dat gaat niet zomaar lukken.


© Donata van de Ven


Dat is voor jou al lastig denk ik.


VB: En ik heb het zelf geschreven! En Jasper doet daar waanzinnige dingen over heen op intuïtie. We zien live wel hoe het zich ontwikkelt. Het laatste concert zal ook het beste zijn. Als we het een aantal keren live gespeeld hebben zullen er momenten zijn dat het kan vliegen en overstijgen. Het is zo’n ambitieus ding! Het hangt zo samen met een bepaalde manier van denken en dat leer ik ook van Jasper, die gewoon risico neemt en op intuïtie maar doet! En daarnaast zijn er natuurlijk de gezongen poëtische teksten van Sri Aurobindo.

Een wijsgeer uit India. Hoe kom je bij deze inspiratiebron?

VB: Ik heb een aantal boeken van hem. Het is begonnen toen ik een jaar of achttien was, toen ben ik filosofie gaan lezen. Ik ben als een bezetene de dialogen van Socrates a.h.v. het werk van Plato gaan lezen, Nietzche, Thomas Moore. Zo ben ik abstract gaan leren denken. Twee jaar later kwam ik via Remi Troost, de drummer, terecht bij Ik ben/zijn van Shri Nisargadatta Maharaj, een Indiase goeroe. Dat was voor mij een soort bijbel. Ik voel me beter thuis bij de Indiase manier van denken dan in de westerse filosofie.

Ik kwam op een gegeven moment tot de conclusie dat westerse filosofie altijd theoretisch is. Een zienswijze om de werkelijkheid te verklaren. En dat is voor mij per definitie kansloos. Er komt altijd een betere zienswijze om de werkelijkheid te verklaren. Zolang het niet praktisch georiënteerd is heb je daar niets aan. Zo kwam ik bij de levensfilosofie yoga uit. Remi, Maciej en ik hebben yogales genomen. Vervolgens ging ik naar India om muziek te studeren. Dat was niet zo’n succes. Ik kende India als spiritueel walhalla, maar toen ik daar kwam viel dat erg tegen. Smerig, armoede, het is enorm doorzetten. Mijn moeder gaf me een aantal bundels van Sri Aurobindo (Van Bavel loopt naar zijn boekenkast en haalt er twee boeken uit). Het gaat allemaal over verlichting. In Letters on yoga verklaart hij alles in het universum, hoe hij het ziet en hoe het werkt. Zoals hij het beschrijft, dat heeft veel indruk op mij gemaakt. Maharaj zei het al: op een gegeven moment moet je stoppen met zoeken.

En met de poëzie kon je prima uit de voeten.

VB: Ik geloof heel sterk dat muziek een abstract medium is om complexe emoties esthetisch mee uit te drukken. Een van mijn grote helden is Mahler. In het laatste deel van zijn negende symfonie vindt hij de verlossing. Dan is er vrede. Zo wil ik uitdrukken wat verlichting is: de zoektocht naar het Nirvana. En zo is Cosmic Dance dus ook opgebouwd: vanaf de Ouverture naar het Nirvana. Je moet hem dus ook in een keer luisteren. Het is heel pretentieus. In de laatste twee minuten van het laatste deel beschrijft Aurobindo wat er overblijft. In die laatste paar minuten probeer ik even ‘daar’ te zijn.

Dat is dan een vast laatste onderdeel van je optredens.

VB: Ja, ik begin en sluit af met het Ohm. Het is eigenlijk een meditatie. Ik mediteer veel. Als je een half uur stil bent en in een mantra zit kun je het gevoel hebben dat je naar iets kijkt en en het voor het eerst ‘ziet’. Zo’n magisch gevoel. Een soort extase.

Ik kan me voorstellen dat je dat in een rustige, besloten ruimte doet, maar straks ga je daar de podia mee op. Je staat ermee op het drukke Transition festival. Gaat ‘het’ daar dan ook gebeuren?

VB: We zien het wel. In Amersfoort spelen we in de kerk. Maar, op sommige plekken en voor sommige mensen zal het niet werken. Sommige luisteraars zullen een ingewikkelde jazz waarnemen en die kunnen in die complexiteit niet de boodschap vangen. Misschien doen wij het niet duidelijk genoeg, of het resoneert niet bij hen. Als er slechts een paar zijn die het kunnen snappen, die het spel ervaren…dan heb ik mensen iets gegeven dat van waarde is. Het is niet zo dat ik speel om mijn virtuositeit te etaleren. Ik vind het prachtig als de mensen niet alleen meer die muziek  horen, maar ergens in kunnen verdwijnen.

Het is pas je tweede project. Je gaat nu al behoorlijk het diepe in.

VB: Ja, ik kan niet anders. Het is mijn intrinsieke motivatie.


Je gaat samen met saxofoniste Kika Sprangers de VIP-tour in. Hebben jullie daar ook contact over met elkaar?


VB: We zien elkaar tussen de voorstellingen, we hebben met elkaar gebeld over de organisatie en kunnen het prima met elkaar vinden, dus er is in die zin prima contact tussen ons, maar op muzikaal gebied doen we allebei ons eigen ding.

Interview © Robin Arends
Interview verschijnt ook op draaiomjeoren.com

Info: sebastiaanvanbaveltrio.com/nl/home/


In case you LIKE us, please click here:




Foto © Leentje Arnouts
"WAGON JAZZ"
cycle d’interviews réalisées
par Georges Tonla Briquet




our partners:

Clemens Communications


 


Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse


Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée


Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant


Claude Loxhay
(18/02/1947 – 02/11/2023)
foto © Marie Gilon


Special thanks to our photographers:

Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte

Serge Braem
Cedric Craps
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper

Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein

Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre

Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten

Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden

Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner


and to our writers:

Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Jacques Prouvost
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst